Niets mankeren en toch opgesloten worden in een psychiatrisch ziekenhuis. David Rosenhan en zijn vrienden kregen het voor elkaar, zo schrijft Willem van der Does.
De jaren zeventig liggen nog nog geen halve eeuw achter ons, maar in de psychiatrie was het een ander tijdperk. Er heerste spraakverwarring: wat de ene psychiater schizofrenie noemde, was niet noodzakelijkerwijs hetzelfde als wat een collega eronder verstond. Tegenwoordig is daar gelukkig een algemeen geaccepteerd classificatiesysteem voor. Verder bestonden er nog geen ethische commissies die wetenschappelijke onderzoeken beoordelen en vervolgens goedkeuren of afschieten.
Het Rosenhan-experiment
Het is goed dat deze commissies er nu wel zijn, want ze beschermen kwetsbare patiënten tegen behandelaars die met nieuwe therapieën te hard van stapel willen lopen. Bijvoorbeeld door nieuwe medicijnen al voor te schrijven zonder dat alle bijwerkingen duidelijk zijn. Waar die commissies ook over waken, is dat iedereen die aan een onderzoek meedoet, goede voorlichting over de studie krijgt.
In het experiment dat David Rosenhan (1929-2012) begin jaren zeventig deed, wisten de belangrijkste deelnemers niet eens dat ze aan een experiment deelnamen. Vandaag de dag zou Rosenhan dus niet voorbij de ethische commissie komen. Dat zou wel jammer zijn, want zijn experiment bood veel stof tot nadenken. Rosenhan was in één klap beroemd – zijn experiment staat letterlijk in elk leerboek psychologie.
Het ging als volgt. Rosenhan belde acht kennissen en vroeg of ze zin hadden in een verzetje. Zelf deed hij ook mee. Het ‘verzetje’ was dat ze zich bij verschillende psychiatrische ziekenhuizen zouden melden met de mededeling dat ze stemmen hoorden. Stemmen horen kan een symptoom zijn van een ernstige ziekte, zoals schizofrenie. Maar het kan ook weinig te betekenen hebben. Als je een keer drugs gebruikt of een nacht doorhaalt, kan het je ook overkomen. De deelnemers moesten zeggen dat de stemmen telkens maar een enkel woordje zeiden: ‘leeg’, ‘saai’ of ‘plof’. Verder moesten ze eerlijk antwoorden op alle vragen die daarna gesteld zouden worden. Over hun levensgeschiedenis, bijvoorbeeld. Wat Rosenhan wilde weten, is of men in de gaten zou hebben dat het niet om echte patiënten ging.
Ontmenselijkend
Het resultaat was verbluffend: alle deelnemers werden opgenomen. Opgeteld kregen ze bijna tweeduizend pillen voorgeschreven (die ze weggooiden). Rosenhan had zijn kennissen ook geïnstrueerd dat ze zich, eenmaal opgenomen, normaal moesten gedragen. Dat bleek niet uit te maken: de opname duurde voor de een zeven dagen, voor de ander bijna acht weken, en het gemiddelde was bijna drie weken. Als je eenmaal opgenomen bent, gaan de verplegers kennelijk anders naar je kijken, zodat ze niet meer zien dat er eigenlijk niks aan de hand is. Of misschien was het probleem wel dat de patiënten helemaal niet meer echt ‘gezien’ werden. Rosenhan beschreef zijn ervaring als “ontmenselijkend”. Hij sprak slechts een minuut of zes per dag iemand van de verpleging en voelde zich als “een nummer” behandeld.
Toen het verslag in het wetenschappelijke tijdschrift Science verscheen, sloeg het in als een bom. Het was toch bezopen dat gezonde mensen gemiddeld drie weken voor niks werden opgenomen? Sommigen concludeerden hieruit dat psychiatrische ziektes helemaal niet bestaan; een opvatting die je in die tijd wel meer hoorde. Maar het feit dat dokters te foppen zijn, betekent niet dat ziektes niet bestaan. Zoals iemand opmerkte: als ik een halve liter bloed drink en dat uitspuug op de drempel van de spoedeisende hulp, hoop ik dat het personeel me als een echte patiënt behandelt en zich niet eerst afvraagt of ik de boel belazer. Toch vonden veel mensen dat de psychiatrie te kijk stond.
Verwaarloosd
Maar is die conclusie wel terecht? Het verslag was niet helemaal compleet. Eén kenmerk van de negen deelnemers werd namelijk niet vermeld. In de aanloop naar het experiment hadden ze zich vijf dagen niet gewassen en geschoren en hun tanden niet gepoetst. Ze zullen een verwaarloosde indruk hebben gemaakt; waarschijnlijk stonken ze. De indruk dat ze minder in staat waren om voor zichzelf te zorgen, maakt een opname iets begrijpelijker.
De journalist Lauren Slater beweerde in 2004 dat ze het Rosenhan-experiment in haar eentje had herhaald door zichzelf aan te melden bij negen verschillende ziekenhuizen. Hoewel ze niet eenmaal werd opgenomen, kreeg ze wel iedere keer een diagnose en een recept voor medicatie. Slater beschreef haar ervaringen in een boek, maar inmiddels zijn er ernstige twijfels of haar verslag wel waarheidsgetrouw is – of ze haar experiment niet verzonnen heeft. Hoe dan ook, opgenomen worden vanwege één enkel symptoom? Het zal vandaag de dag niet zo snel meer gebeuren.
Deze column van Willem van der Does staat ook in KIJK 4/2019.
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!