Wat als we de aardappel niet hadden?

KIJK-redactie

22 oktober 2017 10:59

aardappel

Door aanhoudende regen dreigt Nieuw-Zeeland met een groot aardappeltekort te kampen; maar liefst 30 procent van de aardappeloogst is verloren gegaan. Wij Nederlanders, aardappeleters bij uitstek, kunnen ons een wereld zonder piepers niet voorstellen. Maar wat als we de aardappel niet hadden? Een gratis longread!

En dan zijn we nu aangekomen bij alweer het laatste schilderij van deze rondleiding door het Van Gogh Museum. Het laatste, maar zeker niet het minste. Voor u hangt namelijk een van de bekendste werken van Vincent van Gogh: ‘De broodeters’. Hij maakte dit schilderij in het voorjaar van 1885 en zag het als een soort meesterproef.

Met ‘De broodeters’ probeerde Van Gogh een realistisch boerenschilderij te maken, zonder de werkelijkheid te idealiseren. Hij wilde benadrukken dat de mensen die hier aan tafel de broden breken de benodigde tarwe zelf hebben verbouwd en het brood zelf hebben gebakken – en de broodmaaltijd dus eerlijk verdiend hebben. Voor de kleur van de gezichten streefde hij naar ‘de grauwe kleur van een pasgebakken brood’.

Brood was, en is nog altijd, de belangrijkste bron van koolhydraten die wij in Europa kennen. Daarnaast wordt er tegenwoordig natuurlijk veel gedaan met rijst en pasta, en groeit de populariteit van Zuid-Amerikaanse gewassen als quinoa en de aardappel, die beide de laatste jaren tot onze keukens zijn doorgedrongen. Maar mocht u vanavond een oer-Hollandse maaltijd met brood, groente en vlees op het menu hebben staan, dan kunt u tijdens het opeten daarvan denken aan uw gelijkenis met de beroemde broodeters van Van Gogh


Pizarro en zijn mannen

Voor ons, aardappeleters, lijkt een geschiedenis zonder de welbekende pieper op z’n zachtst gezegd onwaarschijnlijk. Toch had het zomaar gekund dat aardappels, net als bijvoorbeeld quinoa, pas de laatste jaren bekendheid kregen in Europa.

De aardappelplant (Solanum tuberosum) groeide oorspronkelijk alleen in het Zuid-Amerikaanse Andesgebergte en was de belangrijkste voedselbron van de daar levende Inca’s. Toen de Spaanse ontdekkingsreiziger Francisco Pizarro en zijn mannen het Incarijk rond 1532 onderwierpen, stuitten ze op de aardappel. De volgelingen van Pizarro waren bepaald niet ondersteboven van de lelijke en volgens hen onsmakelijke klompjes. Maar omdat de Inca’s geen tarwe verbouwden of veeteelt bedreven, hadden de nieuwkomers weinig keuze.

Dat is ook de reden dat de Spaanse schepen op de terugweg voornamelijk maïs en aardappels meenamen als proviand: het was het enige houdbare voedsel dat de westkust van Zuid-Amerika te bieden had. Hoewel de geschiedenis niet precies vermeldt hoe of wat, is het overduidelijk dat de overgebleven aardappels in Spanje aan land zijn gebracht en in de grond werden gestopt. Op die manier maakte de pieper dus de oversteek naar Europa.

Maar stel nou dat de mannen van Pizarro nooit hadden ontdekt dat die onaantrekkelijke knolletjes eetbaar waren? Of dat niemand de moeite had genomen om ze bij terugkomst aan land te brengen en te poten? Dan had het misschien nog eeuwen geduurd voordat Europa kennismaakte met Solanum tuberosum. Als dat al was gebeurd…

Europese expansie

Misschien denk je bij het lezen van het bovenstaande: so what? Wat had het uitgemaakt als de aardappel pas veel later – of misschien wel helemaal nooit – in Europa was geïntroduceerd? Nou, heel wat. Dat vindt althans de Amerikaanse historicus William McNeill. In 1999 publiceerde hij een wetenschappelijk artikel met als titel How the potato changed the world’s history. Op basis van dat artikel schreef hij het hoofdstuk What if Pizarro had never found potatoes in Peru? voor een Amerikaanse bundel met wat-alsverhalen.

In de inleiding van dat hoofdstuk stelt hij: “De vraag in de titel zal de meeste lezers en ook de meeste historici wel vreemd in de oren klinken, terwijl Pizarro zelf en de schurkenbende die hij aanvoerde zo’n vraag absurd zouden hebben gevonden. Vergeleken met de rijke buit die ze maakten, moeten de aardappels in hun ogen een futiliteit zijn geweest. Toch wil ik proberen aan te tonen dat de bescheiden aardappel een grotere rol in het verloop van de verdere wereldgeschiedenis heeft gespeeld dan al het goud en zilver dat Pizarro en zijn navolgers zo in verrukking bracht.”

Zo hebben de Spanjaarden het volgens McNeill aan de aardappel te danken dat zij in de zestiende eeuw een wereldrijk konden opbouwen. Dat was namelijk alleen mogelijk door de enorme hoeveelheden zilver die uit de mijnen van Potosí (in het huidige Bolivia) werden gewonnen. En wat kregen de mijnwerkers daar te eten? Inderdaad, aardappels. Zonder dat zilver had het Spaanse rijk nooit zo groot kunnen worden en was Nederland misschien wel nooit onderdeel geworden van dit imperium. In dat geval hadden wij ‘den Koning van Hispanje’ waarschijnlijk nooit geëerd – en waren we ons op den duur ook niet tegen hem gaan verzetten, met de geboorte van de Nederlandse staat als gevolg.

En wat dacht je van de Ieren? Nadat zij in 1652 door de Engelse bevelhebber Oliver Cromwell waren verslagen, konden zij dankzij de aardappelplant (die inmiddels door Europa was verspreid) toch overleven in de onvruchtbaar geachte provincie Connaught. Maar de Ieren werden té afhankelijk van de aardappel. In 1845 en 1846 veroorzaakte de aardappelziekte (phytophthora) mislukte oogsten, enorme voedseltekorten en meer dan een miljoen doden. Miljoenen Ieren emigreerden en veranderden vervolgens het sociale landschap van de Verenigde Staten, Canada en Australië.

Op het Europese vasteland stond de aardappel volgens McNeill aan de wieg van het Duitse rijk. Doordat de Pruisische koning Frederik de Grote opdracht had gegeven om gratis pootaardappels uit te delen, beschikten zijn boeren tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) altijd over voedsel; ook als oprukkende troepen al het graan in beslag namen. Daardoor overleefde Pruisen de invallen van Oostenrijkse, Russische en Franse legers en werd het pad geëffend voor de opkomst van Duitsland. Wie weet hoe de grenzen – en de geschiedenis – van Europa er zonder deze overwinning hadden uitgezien? McNeill schijft ook dat aardappels hebben bijgedragen aan de Noord- Europese wereldheerschappij tussen 1750 en 1950. Doordat de piepers in braakliggende graanakkers werden gepoot, ontstond een enorme hoeveelheid extra voedsel, zonder dat de graanopbrengst terugliep. Tel daar dan nog bij op dat aardappelvelden per hectare twee tot vier keer zoveel calorieën opleveren als graanvelden. Dat had een tweeledig effect.

Zo voedde de aardappel de arbeiders in de opkomende industrie. Verder werd het volgens McNeill nu ook mogelijk dat Noord-Europese bevolkingsgroepen uitzwermden over de wereld. Met andere woorden: als de Spanjaarden de aardappel niet hadden meegenomen uit Peru, dan hadden Europese staten nooit zoveel gebieden in onder andere Afrika en Azië kunnen veroveren. Het wereldtoneel had er dan ongetwijfeld heel anders uitgezien dan nu het geval is. Hoe anders? Dat durft McNeill niet te zeggen.

Vloek of zegen?

De energierijke aardappel heeft de loop van de geschiedenis dus ingrijpend veranderd. Toch zit er misschien een keerzijde aan die door McNeill bejubelde calorie-explosie. Want deze overvloed wordt gezien als de oorzaak van de huidige obesitasepidemie. Daarom moeten we ons afvragen: had die in een wereld zonder patat en chips ook kunnen ontstaan?

Jaap Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid aan de Vrije Universiteit, denkt van wel. “Als je sober leeft en veel lichaamsbeweging krijgt, is een zetmeelbom als de aardappel geen probleem”, vertelt hij. Dat werd de pieper pas in de tweede helft van de twintigste eeuw. Bij een zittende leefwijze en een overmaat aan voedsel leiden zetmeelrijke producten tot overgewicht en andere welvaartskwalen, zoals diabetes en hart- en vaatziekten. “Aardappels zijn op zich niet verantwoordelijk voor de obesitasepidemie,” concludeert Seidell, “maar net als rijst, pasta en brood dragen ze er tegenwoordig wel aan bij.”

Hoewel er in een wereld zonder aardappels dus één zetmeelrijke bron minder was geweest, had dat wat dit probleem betreft waarschijnlijk weinig verschil gemaakt. Sterker nog: het lijkt er sterk op dat de pieper juist mensenlevens redt. Volgens Anton Haverkort, aardappeldeskundige bij het Wageningse Plant Research International, was het een stuk moeilijker geweest om de wereldbevolking te voeden als de aardappel Zuid-Amerika nooit had verlaten.

“Dan zouden er wereldwijd niet 350 miljard kilogram aardappels worden geproduceerd om elk jaar bij te dragen aan de voeding van 7 miljard mensen”, laat hij weten. Een snelle berekening leert dat dit neerkomt op 50 kilogram per persoon per jaar; net geen kilo per week. Hoewel we dat niet allemaal op ons bord krijgen (een deel dient als pootgoed voor de oogst van volgend jaar, en een ander deel gebruikt de industrie bijvoorbeeld om papier glanzend te maken), zou een wereld zonder aardappels wel degelijk betekenen dat we minder voedsel tot onze beschikking zouden hebben.

“Natuurlijk zou op het vrijkomende land iets anders geteeld kunnen worden”, vervolgt Haverkort. “Maar in geschikte aardappelgebieden levert niets zoveel voedsel op als de aardappelplant.” In Afrika is de productie de afgelopen twintig jaar bijvoorbeeld verdubbeld. Er zijn daar landen, zoals Rwanda, waar de aardappelproductie twee keer zo snel groeit als de bevolking. Ook in India, Vietnam en China is de aardappel een belangrijk gewas. De boeren telen er aardappels als het te koud is voor rijst – waardoor ze drie keer per jaar een gewas op dezelfde akker kunnen telen.

Dat zal zeker ook voor de toekomst gelden. In het artikel ‘Hyper van de pieper’ (KIJK 10/2012) stond al dat de aardappel steeds belangrijker wordt als voedingsbron. Van de huidige top drie aan voedselgewassen (tarwe, rijst, aardappels) kan de aardappel namelijk het beste overweg met een uitdrogende aarde. Hij heeft ook het meeste baat bij het broeikaseffect. Daardoor zullen aardappelplanten steeds meer piepers opleveren.

Aangezien de VN voorspellen dat er in 2050 zo’n 9 miljard mensen op deze planeet zullen rondlopen – 2 miljard meer dan nu – zijn al die extra aardappels zeer welkom. De conclusie van het artikel was dan ook dat de aardappel “hét middel is om een planeet te voeden die steeds voller, droger en warmer wordt”. En als de aardappel het in onze huidige wereld eenvoudiger maakt om in de toekomst alle monden te voeden, zal dat in een wereld zonder aardappels dus een stuk moeilijker zijn.

Onvoorstelbaar

Tijd om de balans op te maken. Volgens historicus William McNeill had onze wereld er zonder aardappels “vast en zeker radicaal anders uitgezien, al kan niemand precies zeggen hóe anders”. Hoogleraar Jaap Seidell is daarnaast van mening dat de aardappel niet verantwoordelijk is voor de huidige obesitasepidemie. En volgens aardappeldeskundige Anton Haverkort zou het zonder aardappels een stuk moeilijker zijn om de wereldbevolking te voeden. Nu, maar vooral in de toekomst. “Overigens is het ook moeilijk voor te stellen”, voegt Haverkort daaraan toe. “Een winter zonder stamppot, een zelfbedieningsrestaurant zonder frietjes, of een lekkere trek stillen zonder chips. En polders zonder akkers met bloeiende aardappelvelden in juli? Saai.”

Deze ‘Wat als…?’ verscheen eerder in KIJK 2/2014.

Tekst: Anne Loyen