Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Nieuw onderzoek toont aan dat eeneiige tweelingen gemiddeld met 5,2 vroege mutaties van elkaar verschillen.
Wetenschappers zijn dol op eeneiige tweelingen. Omdat ze zijn ontstaan uit een enkele bevruchte eicel die in tweeën is gesplitst, wordt namelijk gedacht dat ze genetisch minimaal van elkaar verschillen. Als een van de twee individuen later – bijvoorbeeld – gedragsproblemen krijgt en de ander niet, zou dit waarschijnlijk door een verschil in omgeving zijn veroorzaakt. Een tweeling is daarmee een goed studieobject voor het zogeheten nature-nurture-debat.
Maar eerdere studies, waaronder een in 2008 gepubliceerd onderzoek in het American Journal of Human Genetics, wijzen uit dat de genetische samenstellingen (genomen) van sommige eeneiige tweelingen niet identiek zijn. Een nieuwe studie borduurt voort op het onderzoek uit 2008 om te achterhalen in hoeverre tweelingen dan van elkaar verschillen.
Lees ook:
- NASA’s tweelingonderzoek: gevolgen van een jaar in de ruimte
- Is het krijgen van een tweeling erfelijk?
5,2 vroege mutaties
De onderzoekers van de nieuwe studie plozen de genomen van 381 eeneiige tweelingen uit. Evenals de genetische samenstellingen van hun ouders, partners en kinderen. 38 paar tweelingen bleken genetische kopieën te zijn, maar de rest niet.
De wetenschappers concluderen dat eeneiige tweelingen gemiddeld met 5,2 vroege mutaties van elkaar verschillen. Met vroege mutaties worden veranderingen in DNA bedoeld die vlak na het splitsen van de eicel plaatsvonden. Bij 15 procent van de tweelingen weken de genomen overigens meer dan gemiddeld van elkaar af.
Over de cellen verspreid
Waarom de onderzoekers denken dat het om vroege mutaties gaat en niet om veranderingen later in de embryonale ontwikkeling? De verwachting is dat vroege mutaties zich tijdens de verdere ontwikkeling flink verspreiden over de cellen. Met andere woorden: meerdere cellen bevatten deze DNA-verandering, in plaats van een klein aantal cellen. En dat zou bij de gevonden mutaties het geval zijn.
Een voorbeeld ter verduidelijking. In de studie werd een tweeling onderzocht waarvan de ene persoon een mutatie bevatte in de bloedcellen, cellen in de mondholte en de geslachtscellen. Deze specifieke DNA-verandering kwam echter bij de andere ‘helft’ van de tweeling totaal niet voor.
“Geen verrassing”
Susana Chuva de Sousa Lopes, hoogleraar in de Anatomie en Embryologie aan het LUMC, zelf getrouwd met de helft van een eeneiige tweeling en niet betrokken bij de studie, geeft aan dat het niet als een verrassing komt dat eeneiige tweelingen genetisch van elkaar verschillen: “Dit weten we al veel langer.” Chuva de Sousa Lopes vindt het onderzoek echter wel interessant, omdat er “veel uit de kast is getrokken” om het gemiddelde vroege mutaties te achterhalen.
Bronnen: Nature Genetics, The Guardian
Beeld: iStock/Getty Images