De volgorde van je zinnen is belangrijk wanneer je probeert iemand de juiste richting op te sturen.
Wanneer iemand jou de weg vraagt, gebruik je vaak oriëntatiepunten om de richting te wijzen. Denk bijvoorbeeld aan: ‘de bakker vind je naast de grote kerk’, waarbij de kerk het oriëntatiepunt is. Uit nieuw onderzoek blijkt dat het uitmaakt waar je deze landmark in je zin plaatst. Mensen blijken hun bestemming sneller te vinden wanneer je het oriëntatiepunt eerder noemt. Dus: ‘naast de grote kerk vind je de bakker’.
Waar is Wally?
De onderzoekers ontdekten dit met behulp van het boek Waar is Wally?. Allereerst vroegen ze proefpersonen om in hun eigen woorden uit te leggen waar Wally (het target) zich op een bomvol plaatje bevond. Niet geheel verrassend gebruikten ze hiervoor vaak oriëntatiepunten.
Maar waar de deelnemers de oriëntatiepunten plaatsten in hun zin, hing af van de opvallendheid van deze landmarks. Wanneer het punt duidelijk aanwezig was, noemden ze het aan het begin van de zin. Wanneer het meer op de achtergrond lag, kwam het punt pas aan het einde van de zin voor.
Vervolgens werd getest welke volgorde het meest effectief was. Uit dit experiment bleek dat mensen Wally significant sneller konden vinden wanneer het oriëntatiepunt voorin de zin werd genoemd.
Rode jas
Er is echter wel een uitzondering. Wanneer het target zelf erg opvallend is, moet je deze als eerste noemen. “Stel dat we ergens afspreken om koffie te gaan drinken en je probeert mij te vertellen hoe ik je kan vinden”, mailt hoofdonderzoeker Alasdair Clarke. “Als je een felrode jas draagt, moet je dit als eerste vertellen en komen de oriëntatiepunten later.”
Dus volgende keer als er iemand naar je toe komt om de weg naar de bakker te vragen, weet je wat je te doen staat. Je moet je eerst bedenken hoe opvallend de bakker zelf is en vervolgens beslissen waar je hem in de zin plaatst.
Bronnen: Frontiers in Psychology, EurekAlert!