De NASA probeert te voorkomen dat er microscopisch kleine verstekelingen mee naar Mars gaan. Maar volgens een nieuw onderzoek is dat niet genoeg.
Adam Johnson van de Universiteit van Indiana deed onderzoek naar de methodes die de NASA hanteert om te voorkomen dat bijvoorbeeld aardse microben op Mars terechtkomen. Dat doet de NASA om te voorkomen dat de nog een aanbouw zijnde Marsrover Curiosity straks levensvormen aantreft die hij zelf heeft meegebracht. Bovendien moet ook worden voorkomen dat ‘onze’ eencelligen eventuele huidige Marsbewoners om zeep helpen.
Om te bepalen hoe taai sommige beestjes zijn, maakten Johnson en zijn team van wat vulkanisch gesteente uit Oregon een stukje Marsbodem na. Dat mengsel kookten ze twaalf uur lang om er zeker van te zijn dat er geen micro-organismen meer in voorkwamen. Vervolgens mengden ze daar verschillende soorten eencelligen doorheen en lieten het zaakje veertig dagen lang in een ruimte staan waarin de omstandigheden van het Marsoppervlak (enorme temperatuurverschillen en flinke hoeveelheden ultraviolette straling) zo nauwkeurig mogelijk waren nagebootst.
De meeste micro-organismen droogden uit en gingen dood. Maar twee soorten wisten zelfs dit soort extreme omstandigheden te overleven: de zoutlievende Haloarchaea uit Mexico en de tardigrades (waterbeertjes).
Volgens Johnson kunnen dit soort beestjes het op Mars makkelijk een jaar of meer volhouden en ook de huidige ‘schoonmaaktechnieken’ zijn waarschijnlijk niet genoeg om ze te doden. De NASA zal dus veel zwaardere middelen moeten inzetten om te voorkomen dat er eind 2011 allerlei indringers met de nieuwe Marsrover vertrekken.
Bronnen: Wired
Beeld: JPL/NASA