Afgelopen week maakte Nederland zich druk over bultrugwalvis Johannes, maar ooit keken we heel anders tegen die dieren aan.
De walvisvangst wordt tegenwoordig met weerzin en onbegrip bekeken. Daardoor zou je bijna vergeten dat ook Nederland zich tot 1964 met deze jacht heeft beziggehouden. Alleen al na de Tweede Wereldoorlog schoten onze schepen zo’n 27.000 baleinwalvissen en potvissen dood. Hoe en waarom? Dat lees je in De laatste traan.
Na de bevrijding wilde Nederland één ding: nooit meer honger. Oliën en vetten waren schaars, maar men wist dat walvistraan (olie gekookt uit het vet van de dieren) tot margarine gemaakt kon worden. Daarom – en vanwege de werkgelegenheid en de deviezen – werd meteen na de oorlog de walvisvangst weer opgepakt.
Maritiem historici Jaap R. Bruijn en Joost C.A. Schokkenbroek vertellen hun verhaal soms ietwat zakelijk, in lappen tekst vol namen, cijfers en vangstresultaten. Maar soms sijpelt hun enthousiasme door de academische code heen: “De man was toen hij dit zei stomdronken!” lees je na vermelding van de drankgelagen aan boord.
De auteurs schilderen een sector met goede bedoelingen – maar ook een sector die moeilijk concurreert, die niet zonder overheidssteun kan én die problemen rond de walvispopulatie ontkent. Sterker nog: als de situatie in 1964 echt onhoudbaar wordt en Nederland wel moet stoppen, verkoopt ons land zomaar haar vangstquotum… aan Japan.
Trotse tijdgenoten
Bruijn en Schokkenbroek benadrukken niet belerend, waarschuwend of verdedigend te willen zijn. Bij de start van de walvisvangst waren Nederlanders er namelijk behoorlijk trots op: Prins Bernhard behoorde tot de eerste aandeelhouders, er werd gretig geïnvesteerd, kranten schreven lovende verhalen, er verschenen boeken en films, walvissen stonden op onze postzegels.
De bevreemding, die kwam pas achteraf: “Het is natuurlijk verschrikkelijk om met de kennis van nu te constateren hoe ook de Nederlandsche Maatschappij voor de Walvisvaart (NMW) op haar achttien expedities (…) vele duizenden baleinwalvissen en potvissen heeft geschoten. De tijdgenoot was er trots op, vond het vanzelfsprekend of had er geen interesse voor.”
*** | 272 pagina’s | € 29,95
Tekst: Rik Peters