‘Glas voldoet niet aan de regels van andere materialen’

KIJK-redactie

01 maart 2019 10:59

glas

Zelfs natuurkundigen vinden glas een raar soort materiaal. Maar dat het vloeibaar zou zijn, schrijft Ronald Veldhuizen, is een quasiwetenschappelijke mythe. Die ook hij jarenlang heeft verkondigd.

Glas is raar spul. Een glazen ruit mag dan stevig en hard lijken, maar is eigenlijk vloeibaar: zodra hij in het kozijn zit, begint-ie naar beneden te druipen. Te langzaam voor het blote oog of zelfs een mensenleven, maar na honderden jaren blijkt een flinke portie van de ooit platte ruit naar beneden te zijn uitgezakt, als supertrage stroop. Dat effect zie je het best aan de stokoude ramen van historische gebouwen, heb ik me ooit laten vertellen: die zijn immers na eeuwen dienst aan de onderkant zichtbaar dikker geworden dan aan de bovenkant.

Moeilijk materiaal

Ik vond het wel logisch klinken en heb andere weldenkende mensen erover horen praten, dus ik verspreidde jarenlang enthousiast hetzelfde verhaal. Liep ik met mijn medereizigers weer eens langs middeleeuwse gebouwen in Delft, Brugge of Edinburgh, dan vertelde ik het als de wetenschapsnerd van de groep: “Kijk nou toch eens naar al die druipende raampjes! Vloeibaar!”

Maar nee dus: het is een mythe. Een begrijpelijke ook wel, want natuurkundigen vinden glas zelf ook moeilijk. Glas voldoet niet aan de regels van andere materialen. Zo ziet het er onder de microscoop eigenlijk altijd wel vloeibaar uit, ook al is het allang afgekoeld en keihard. Omdat dat afwijkt van andere materialen, mag glas inderdaad niet tot de normale ‘vaste’ materialen gerekend worden.

Imperfect

Echt vloeibaar is glas ook niet. Daarvoor zijn de atomen niet beweeglijk genoeg, schrijft de Braziliaanse natuurkundige Edgar Dutra Zanotto, die er een hele studie aan wijdde. Hoe heter je glas maakt, hoe vloeibaarder het wordt – zo giet je het in allerlei leuke en praktische vormen. Door de stroomsnelheid van heet glas met steeds koeler glas te vergelijken, wist Zanotto na te rekenen hoe beweeglijk glas op kamertemperatuur is. Dat is het maar een héél klein beetje: voordat een ruit is uitgezakt als in een kathedraal, moet je langer wachten dan de miljarden jaren die het universum oud is.

Dat middeleeuwse ruiten toch vaak dikker zijn aan de bodem, heeft een veel simpelere verklaring dan stroperigheid: ze waren handgemaakt en dus nóóit perfect plat. De ruitenzetter koos er dan voor om het iets dikkere gedeelte onderaan te plaatsen. En in die vorm blijft het glazen raam – tot in der eeuwigheid.

Deze column verscheen eerder in KIJK 2/2019.

Heb jij de KIJK 50 jaar-special al met daarin de spannendste, opmerkelijkste en grappigste verhalen uit de lange geschiedenis van het blad? Zo niet, dan kun je hem nu in onze webshop bestellen!