De zin en onzin van het Nederlandse leger

André Kesseler

28 augustus 2012 16:00

Van KIJK-lezer Arthur Bletterman kregen een uitgebreide reactie op het artikel ‘Ons leger wordt steeds leger’. Omdat daarin meningen worden weergegeven die volgens ons onder meer Nederlanders leven, stuurden we hem door naar de twee deskundigen, Wouter Hagemeijer en generaal-buiten-dienst Kees Homan van Instituut Clingendael, die we ook voor het artikel hebben geïnterviewd. Het resultaat is een lang stuk tekst, maar wel erg de moeite waard als aanvulling op het KIJK-artikel.

Mythbusting

Arthur Bletterman: “Een interessant artikel. Toch wordt het tijd voor wat Mythbusting.”

Hagemeijer/Homan: “Wanneer een lezer de moeite neemt te reageren op een artikel zijn we daar vanzelfsprekend in geïnteresseerd, zeker wanneer ‘het tijd wordt voor wat Mythbusting’.”

2 procents-norm

Arthur Bletterman: “De NAVO-norm van 2 procent is nergens in het NAVO-verdrag terug te vinden. 2 procent is een streven, maar is nooit een bindende afspraak geweest.”

Hagemeijer/Homan: “De ‘NAVO-norm’ dat de lidstaten 2 procent van hun BNP (BNI) besteden aan defensie is inderdaad geen onderdeel van het NATO-verdrag. Het is echter meer dan een streven; het is een afspraak die de lidstaten aanvullend zijn overeengekomen. Op deze manier maken de bondgenoten duidelijk hoe het principe van collectieve veiligheid en solidariteit vorm krijgt: iedereen draagt op gelijke wijze bij aan het hebben van een geloofwaardige collectieve veiligheidsorganisatie. Dat is een vorm van ‘burden sharing’ die bij voorkeur tijdens een inzet ook borg staat voor ‘risk sharing’. Lidstaten die zich aan deze overeenkomst onttrekken, ondergraven zo de noodzakelijke solidariteit en hopen dat anderen wel de kastanjes uit het vuur gaan halen (zowel financieel als door de inzet van mensen en middelen).

Er zijn wel meer afspraken die niet afdwingbaar zijn, maar waar Nederland zich wel publiekelijk aan heeft verbonden. Denk bijvoorbeeld aan de uit 1970 stammende VN-norm van 0,7 procent van ons BNP voor Ontwikkelingssamenwerking. En kennelijk zijn sommige afspraken ‘belangrijker’ om na te leven, ook tegen de wens van een groot deel van de bevolking.”

Fortress Europa

Arthur Bletterman: “De VS geven meer uit aan defensie dan de nummer 2 tot en met 20 bij elkaar (bron: SIPRI military expenditure database – yearbook 2012). Minimaal zeventien van die landen onderhouden zeer goede, vriendschappelijke betrekkingen met de VS. Dertien van die landen zijn formeel geallieerd aan de VS. De nummers 21 tot laatst vormen geen enkele bedreiging voor de veiligheid van de VS of van Europa. In plaats van het aandringen op het verhogen van Europese defensiebudgetten, zouden de VS zeer drastisch kunnen bezuinigen op hun eigen defensie, en nog steeds in staat zijn om elke mogelijke bedreiging te weerstaan.”

Hagemeijer/Homan: “Zeer waarschijnlijk kunnen de VS en ook Europa met een kleiner defensiebudget de huidige directe territoriale dreiging weerstaan. Dan trekken we ons terug in ‘Fortress USA’ en ‘Fortress Europa’ en laten de rest van de wereld aan haar lot over. Gezien de wereldwijde belangen die zowel de VS en Europa hebben, wordt daar echter niet voor gekozen. En één van de machtsmiddelen – in sommige kringen gezien als een ‘vies woord’ – waar staten over beschikken om hun belangen veilig te stellen, is nu eenmaal een krijgsmacht. Wanneer de inzet daarvan verder reikt dan het directe territoriale belang, is een hoogwaardige en dus kostbare organisatie nodig.

Inderdaad is het Amerikaanse defensiebudget bijzonder groot, maar dat komt ook omdat de VS een ongekend groot BNP (BNI) hebben, ruim 13 biljoen dollar (13.000.000.000.000) en daarvan besteden ze 4,8 procent aan Defensie (2010). In de tijd gezien is de Amerikaanse defensie-inspanning de afgelopen tijd relatief afgenomen; in 1988 besteedden de Amerikanen nog 5,7 procent van het (aanzienlijk kleinere) BNP (BNI). Het Amerikaanse absolute bedrag mag het zicht op de relatieve cijfers, die na een opleving weer een dalende trend laten zien,  niet vertroebelen.”

Vechten is invloed

Arthur Bletterman: “Uit het artikel maak ik op dat we lager in de pikorde van de NAVO zitten wanneer we niet actief aan allerlei gevechtsoperaties deelnemen. Soit! Het NAVO-verdrag verplicht echter op geen enkele manier om deel te nemen aan operaties die buiten artikel 5 (collectieve zelfverdediging) om plaats vinden, zoals ISAF. De NAVO is niet een reservoir met militairen dat naar believen ten behoeve van de vermeende belangen van de VS kan worden ingezet. Verder gaat het met een land als Zwitserland ook uitstekend. Dat land bemoeit zich met geen enkele oorlog.”

Hagemeijer/Homan: “Artikel 5 van het NAVO-verdrag is de basis voor onze collectieve zelfverdediging (waarbij in het midden wordt gelaten waaruit de wederzijdse steun daadwerkelijk zou moeten bestaan). Ook gebaseerd op het NAVO-verdrag kan deze organisatie worden ingezet als uitvoerder van besluiten van de VN Veiligheidsraad. Dat is het geval bij het optreden in Afghanistan, waar de International Security Assistance Force (ISAF) actief is met een stevig VN-mandaat, en dat was het geval in Libië, waar de NAVO op basis van resolutie 1973 in actie kwam. Daarnaast is het zo dat ook nationaal Nederland zich nadrukkelijk gecommitteerd heeft aan een ‘wereldwijde’ inzet. In onze grondwet is immers opgenomen dat (artikel 90) ‘de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert’ en dat er (artikel 97.1) een krijgsmacht is ’ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde’.

Hiermee laat Nederland ten overstaan van de eigen bevolking en de internationale gemeenschap zien dat de regering bereid is haar gewapende macht in te zetten voor de welvaart en het welzijn van Nederland en de wereld. Onze nationale veiligheid en welvaart zijn onlosmakelijk verbonden met het bevorderen van stabiliteit, vrijheid en economische ontwikkeling elders in de wereld, die ongehinderde handelsroutes en de toevoer van grondstoffen garanderen. En daar hoort een goed functionerende internationale rechtsorde bij, waaraan ook onze krijgsmacht een bijdrage dient te leveren! Nederland heeft het bevorderen van die rechtsorde in de grondwet staan. Dat is geen altruïsme, maar eigenbelang.”

Minder militairen, onveiliger wereld

Arthur Bletterman: Citaat uit KIJK: “In de twintigste eeuw was het een zegen dat de Europeanen zich afkeerden van militair geweld. Inmiddels is de demilitarisatie van Europa

te ver doorgeschoten en vormt ze een bedreiging voor de veiligheid in de wereld”. Weer een voorbeeld van de verwrongen denkwijze die aan de overzijde van de oceaan kennelijk gebruikelijk is. Dus het hebben van MINDER militairen maakt de wereld ONVEILIGER?

Hagemeijer/Homan: “Volgens ons is het principe ‘Si vis pacem, para bellum’ (als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog) nog steeds van toepassing. Dus landen moeten echt over geloofwaardige machtsmiddelen beschikken om hun belangen veilig te stellen en wanneer een ervan ‘te zwak’ is, zullen anderen daar zeker ‘gebruik’ of ‘misbruik’ van maken. Het eerdergenoemde Zwitserland is hier een goed voorbeeld van. Het leger is op dit moment ruim 220.000 man groot op een bevolking van ongeveer 7,6 miljoen inwoners (vergelijk Nederland: nog geen 50.000 militairen op een bevolking van bijna 17 miljoen). Daarnaast doet Zwitserland, zij het op bescheiden schaal, ook nog mee aan vredesoperaties. Van 1996 tot en met 2001 was er een Zwitserse eenheid actief in Sarajevo en vanaf 1999 is er een Zwitserse compagnie in Kosovo.”

Terrorisme

Arthur Bletterman: “Terrorisme is niet iets dat met een krijgsmacht kan worden bestreden. Politie en een goede inlichtingen- en veiligheidsdienst volstaan. De ‘War on Terror’ is een zeer kostbare vergissing, die de dreiging van terrorisme alleen maar groter heeft gemaakt. Verder moeten we ons niet gek laten maken. Er is nu niet meer terrorisme dan 30-40 jaar geleden.”

Hagemeijer/Homan: “Het is inderdaad zo dat in sommige gevallen minder militair vermogen delen van de wereld onveiliger kunnen maken. En dat betekent ook dat militairen wel degelijk een bijdrage kunnen leveren bij het bestrijden van terrorisme. Echter, de militaire inzet zal nooit in staat zijn de oorzaken van het onderliggende conflict weg te nemen. Dat lukt slechts met een integrale aanpak (comprehensive approach), waarbij vele spelers, zoals politie, financiële instellingen en douane, bedrijven, NGO’s, justitie et cetera onderling afgestemd actief zijn.”

Broek ophouden

Arthur Bletterman: “KIJK schrijft: ‘De Amerikanen stellen onomwonden dat het tijd wordt dat Europa op het gebied van veiligheid zijn eigen broek gaat ophouden.’ Opnieuw gebaseerd op een Amerikaanse aanname die geen enkele basis heeft in de werkelijkheid. Europa is steeds in staat geweest om zichzelf te verdedigen tegen welke militaire dreiging dan ook. Tijdens de Koude Oorlog bestonden de strijdkrachten van de NAVO in West-Europa voor meer dan 75 procent uit Europese troepen. Alleen al West-Duitsland had 36 gevechtsklare brigades (plus twaalf in reserve) in Europa, tegen zestien van de VS. Op dit moment zou alleen Rusland in staat zijn om Europa geloofwaardig te bedreigen. Duitsland en Frankrijk samen zijn er al tegen opgewassen.

KIJK schrijft ook: ‘Europa kon [in Libië] eigenlijk alleen maar ingrijpen dankzij Amerikaanse intelligence, Amerikaanse tankvliegtuigen en de dik tweehonderd Amerikaanse kruisraketten die de Iraakse (lees: Libische?) luchtverdediging plat legden.’ Opnieuw een verkeerde aanname, die de Amerikanen ons graag doen geloven. Maar even verderop spreekt het artikel zichzelf tegen, door het European Air Transport Command te noemen, met onder meer tankervliegtuigen. In feite kon Europa gemakkelijk in zijn eentje optreden. De Libische luchtverdediging stelde niets voor en kon in plaats van met kruisraketten ook met gevechtsvliegtuigen (SEAD-missies) worden uitgeschakeld. Zowel Engeland als Frankrijk zijn daar uitstekend toe in staat. Verder beschikken zowel Frankrijk als Duitsland over spionagesatellieten (Helios 2, SAR-Lupe). En als laatste: traditioneel beschikt Frankrijk over veel meer Humint (spionnen) in Noord Afrika dan de VS.”

Hagemeijer/Homan: “De afhankelijkheid van de Europese landen van Amerikaanse middelen tijdens Odyssey Dawn is geen aanname, maar een conclusie die de NAVO (en dat is meer dan Amerikaanse opvattingen) zelf heeft getrokken. De onbewezen stelling dat de Libische luchtverdediging niets voor zou stellen wordt niet gestaafd en gelukkig hebben de NAVO landen het zekere voor het onzekere genomen. De SEAD (suppression of enemy air defence) is uitgevoerd met kruisraketten. Zo werd voorkomen dat de kwetsbaardere vliegtuigen die dat ook hadden kunnen bewerkstelligen buiten schot bleven. Dit is een voorbeeld van het omzeilen van vermijdbare risico’s. In het EATC zijn inderdaad de tankervliegtuigen van de deelnemende Europese landen gepooled, maar het beschikbare aantal was veruit onvoldoende om de luchtoperaties boven Libië (en omgeving) te ondersteunen. En dus moesten de Amerikanen bijspringen. Dat is ook gebeurd met het leveren van precisiemunitie, omdat de Europese landen zeer snel door hun beschikbare voorraad heen raakte.”

De nieuwste trends

Arthur Bletterman: “KIJK schrijft: ‘Wat er volgens oud-generaal Homan gebeurt, is dat niet alleen de defensiebudgetten krimpen, maar dat tegelijkertijd de kosten voor nieuw materieel schrikbarend hard stijgen.’ Dat klopt ja, als je steeds achter de nieuwste trends aanloopt die de militaire industrie ons voorspiegelt. Of dat soort snufjes onze veiligheid daadwerkelijk vergroten, is zeer de vraag (en in elk geval niet bewezen).”

Hagemeijer/Homan: “De techniek ontwikkelt zich snel, ook op het gebied van wapensystemen. En wanneer oude systemen worden vervangen, dan is dat vanzelfsprekend gebaseerd op de laatste stand van de techniek. Inderdaad is het niet noodzakelijk om aan alle nieuwe trends aan te hollen, maar dat wil niet zeggen dat we moeten blijven vasthouden aan oude technologie. Bepalend hiervoor is het ambitieniveau, dat de politiek met de krijgsmacht voor heeft.”

Loopje met de regels

Arthur Bletterman: “Tot slot: we moeten een antwoord vinden op de fundamentele vraag waar we een krijgsmacht voor hebben. Deze vraag heeft Nederland echter allang beantwoord, door een aantal belangrijke verdragen te tekenen (VN, NAVO, WEU, Verdrag van Lissabon). De krijgsmacht is er om de soevereiniteit en onafhankelijkheid te verdedigen van onszelf en onze bondgenoten, in het geval dat dit nodig is (individuele en collectieve zelfverdediging). Voor de rest hebben wij ons gecommitteerd aan het VN-verdrag, waarin staat dat gewapend optreden uitsluitend is toegestaan in het kader van een ondubbelzinnige resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Ook het NAVO-verdrag stelt die regel. Helaas nemen sommige van onze bondgenoten (met name het oorlogszuchtige duo Bush-Blair) de laatste 15-20 jaar een loopje met de regels en nemen zij het ons kennelijk kwalijk als we daar niet volledig aan meedoen. Met dat soort bondgenoten heb je geen vijanden meer nodig.”

Hagemeijer/Homan: “De aard en omvang van de in te zetten (machts)middelen van een staat zijn via verschillende invalshoeken te duiden en te verklaren. Het is echter jammer om te moeten constateren dat de ‘beloofde’ mythbusting eigenlijk niet meer is dan het neerzetten van een wereldbeeld, waarbij:

  • De Verenigde Staten de bron zijn van alle kwaad;
  • De rest van de ‘Westerse Wereld’, en zelfs de Veiligheidsraad van de VN, blind aan de Amerikaanse leiband lopen;
  • Nederland zich straffeloos kan terugtrekken ‘achter de dijken’.

In deze reactie hebben we aangegeven dat dit aanzienlijk genuanceerder ligt en dat Nederland zich wel degelijk, nationaal en internationaal, heeft verplicht een rol te spelen in de wereld, inclusief de geloofwaardige inzet van een professionele en goed uitgeruste krijgsmacht.”