De ramp met boorplatform Deepwater Horizon heeft het milieu van de diepzee flink aangetast, melden Amerikaanse oceanografen.
Op 20 april 2010 werd de wereld wakker met het slechte nieuws over boorplatform Deepwater Horizon. Na uitslaande brand was een lek ontstaan op anderhalve kilometer diepte, dat pas na 89 dagen kon worden gedicht. De grootste olieramp tot nu toe had logischerwijs een verwoestend effect op de kust, maar ook de diepzee zelf heeft een aardige opdonder gehad. Dat blijkt uit onderzoek van Amerikaanse oceanografen.
Dat de diepzee een opdonder heeft gehad is niet vreemd: ruim 750 miljoen liter ruwe olie kwam vrij na het kelderen van Deepwater Horizon – een record in de menselijke geschiedenis. En dat was niet het enige dat de ramp bijzonder maakte; ook bevond het lek zich diep onder water. ‘Normaliter’ vindt een olielek plaats aan de oppervlakte, dankzij een gat in de romp van een tanker, en níet in de diepzee.
Dit zorgde ervoor dat de oceanografen, vijftien in totaal, benieuwd waren wat voor effect de lekkage had op het milieu van de diepzee. In de kleine onderzeeër Alvin doken ze daarom naar de zeebodem in de nabijheid van het Deep Horizon-wrak. Op een aantal plaatsen kwamen de onderzoekers een bruine substantie tegen, verspreid over het koudwaterkoraal. Door middel van gaschromatografie bevestigden de onderzoekers wat ze al vermoedden: het was olie afkomstig van Deepwater Horizon.
Het is nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de omvang van de aantasting. Vooralsnog gaan de oceanografen verder met hun onderzoek.
Bron: Proceedings of the National Academy of Sciences USA, Haverford College via EurekAlert!
Beeld: NOAA/CC-BY 2.0