Werelddierendag: 4 oerlelijke beesten

Laurien Onderwater

04 oktober 2017 08:59

dierendag

Elk jaar vieren we op 4 oktober Werelddierendag om onze prachtige en geliefde huisdieren in het zonnetje te zetten. Daarom breken we hier een lans voor enkele minder schattige schepsels: niet moeders mooiste, maar vaak wel beestachtig interessant.

1) Vingervlug

Met zijn forse middelvinger en zijn excentrieke voorkomen komt het vingerdier een tikkeltje asociaal over. Maar die lange, knokige vinger heeft simpelweg nut: daarmee kan Daubentonia madagascariensis larven vinden als de beste. ’s Nachts gaat hij op pad en tikt hij met zijn vinger op de bast van bomen. Zo spoort hij holle ruimtes op waarin larven zich verschansen. Heeft hij beet, dan knaagt het beestje dwars door de boomschors heen, om vervolgens de larve heel behendig uit de boom te peuteren. Tja, zo kun je je middelvinger natuurlijk ook gebruiken.

2) Karatekid

Het knobbelzwijn wordt ook wel wrattenzwijn genoemd, hoewel de lelijke, bultige pukkels op zijn kop geen wratten zijn, maar verdikte huid. Aan de hoeveelheid knobbels kun je zien of een Phacochoerus africanus een mannetje of een vrouwtje is: mannen hebben vier knobbels, vrouwen slechts twee. De huidverdikkingen komen goed van pas: ze dienen als ingebouwde hoofdbescherming tijdens gevechten met soortgenoten, een beetje zoals een vechtsporter een masker draagt om klappen te incasseren. Vooral de mannetjes kunnen elkaar met hun scheve slagtanden behoorlijk te grazen nemen.

3) Gerimpeld mirakel

De naakte molrat is niet voor niets een bijzonder gewild onderzoeksobject. Heterocephalus glaber kan namelijk geen kanker krijgen en wordt voor een klein knaagdier met zijn dertig jaar stokoud. Ook is dit jaar ontdekt dat het rimpelige beest maar liefst 18 minuten zonder zuurstof kan, door tijdelijk zijn stofwisseling aan te passen. In plaats van glucose te verbruiken, gaat hij op een ‘spaarstand’ en ‘verstookt’ hij fructose – een suiker die anders dan glucose zonder zuurstof kan worden omgezet.

4) Diepe indruk

Het zit de blobvis niet mee: hij is al vaak uitgeroepen tot ’s werelds lelijkste dier. Psychrolutes marcidus mag er dan onfraai uitzien, goed aangepast is hij wel. Hij leeft voor de kusten van Australië en Nieuw-Zeeland, op 600 tot 1200 meter diepte. Daar is de druk veel hoger dan op zeeniveau, wat een zwemblaas – het orgaan waarmee vissen hun drijfvermogen aanpassen – overbodig maakt. Het lijf van de ‘blob’ bestaat voornamelijk uit een gelatineachtige massa waarvan de dichtheid lager is dan water. Hierdoor kan hij vlak boven de zeebodem rondhangen zonder energie te verspillen aan zwemmen.

Deze beelden zijn afkomstig van het beeldverhaal ‘Moeders mormels’ te vinden in KIJK 10/2017.

Lees ook:

Cover Kijk 10

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!