Boek: Joseph Goebbels, Hitlers spindoctor

kijkmagazine

22 april 2011 16:00

Wie uit de eerste hand wil horen hoe het eraan toeging in het politieke hart van het Derde Rijk, kan terecht bij deze selectie uit de dagboeken van Hitlers propagandaman Goebbels.

“Ik ben diep geroerd. Hij is zo goed. ‘s Nachts om drie uur valt het afscheid me zwaar. Ik zou graag zijn beste vriend willen zijn.”

Het is moeilijk voor te stellen, maar deze slijmerige zinnen slaan op iemand die een flinke kans maakt op de titel ‘meest gehate persoon aller tijden’: Adolf Hitler. Op 11 november 1935 vertrouwde Joseph Goebbels, propagandaminister van het Derde Rijk, het bovenstaande fragment toe aan zijn dagboek, dat hij bijhield van 1923 tot en met april 1945. In Joseph Goebbels, Hitlers spindoctor hebben Willem Melching en Marcel Stuivenga de voor het Nederlandse publiek meest interessante fragmenten uit deze dagboeken bijeen gebracht.

Joseph Goebbels - cover

Dat heeft nog aardig wat voeten in aarde gehad. Aanvankelijk, vlak na de oorlog, waren er namelijk maar een paar fragmenten van Goebbels’ dagboeken beschikbaar. Later, in de DDR-tijd, kwam een beschadigd, gedeeltelijk manuscript boven water, maar pas in 1992 werd in Moskou een vrijwel complete kopie van álle dagboeken gevonden. Die tekst – die zelf als een 32-delige (!) boekenreeks werd uitgegeven – fungeerde als bron voor het hier besproken boek, waarbij blijkbaar ook nog met veel moeite “de rechten van de dagboeken aan de Duitse bureaucratie ontfutseld moesten worden”.

Natuurlijk is er veel te vinden in de notities van Goebbels dat de gemiddelde lezer flink tegen de borst zal stuiten. Bijvoorbeeld als hij het verplicht steriliseren van gehandicapten “een zegen noemt”, en veronderstelt dat de kerken hiertegen zijn omdat ze “deze idioten nodig hebben, deels als gelovigen, deels om hun naastenliefde op bot te vieren” (4 december 1936). Of als hij voor de zoveelste keer de schuld van de oorlog bij de Joden probeert te leggen, zoals op 14 december 1942:

“Het Joodse ras heeft deze oorlog voorbereid. Ze zijn de geestelijk vaders van al het ongeluk dat de wereld nu over zich heen gestort krijgt. De Joden moeten voor deze misdaden betalen.”

Woorden die meer dan bizar klinken uit de mond van een politicus die eerder nauwgezet heeft beschreven hoe Duitsland het ene na het andere land aanviel.

Ondanks alle ellende en Nazi-praat is soms toch een grinnikje moeilijk te onderdrukken. Bijvoorbeeld als Goebbels op 26 augustus 1934 schrijft:

“Met L[eni] Riefenstahl partijdagfilm besproken. Dat wordt niet veel.”

Hij blijkt het te hebben over Triumph des Willens, een gigantisch succes dat bovendien bij filmkenners nog steeds hoog staat aangeschreven als uiterst geslaagd voorbeeld van propaganda.

Ook mooi is het als Goebbels zich opwindt over de verkiezingen in de Sovjet-Unie:

“In Moskou bijna 100 procent in de verkiezingen voor Stalin. Een fraaie komedie. Het is om van te kotsen. En zoiets wordt ons als democratie voorgeschoteld.”

En dat terwijl hij zelf in 1936 als een kind zo blij was toen de Nazi’s 98,79 procent van de stemmen behaalden bij een verkiezing met de NSDAP als enige deelnemer:

“Het volk is opgestaan. De Führer heeft de natie verenigd. Dit hadden we in onze stoutste dromen niet kunnen hopen.”

Verder hebben de samenstellers ervoor gekozen om veel fragmenten over Nederland op te nemen in hun boek. Dat levert echter weinig vleiende woorden op; Prins Hendrik, de man van koningin Wilhelmina is “zo dom als een seniele bejaarde”, Prins Bernard is “laf en karakterloos”, en zelfs NSB-leider Anton Mussert wordt bepaald niet de hemel in geprezen. Ook Goebbels’ mede-Nazi’s krijgen trouwens af en toe een flinke veeg uit de pan. Hermann Göring bijvoorbeeld (29 augustus 1933):

“Hoeveel titels heeft hij eigenlijk? Waarschijnlijk net zoveel als uniformen. Iedereen moet ervan kotsen.”

En zo zijn er nog veel meer opmerkelijke zinnen en fragmenten te citeren. Over de Nacht van de Lange Messen en Kristallnacht, over Churchill, Roosevelt en Stalin, over de steeds nijpender wordende situatie aan het Oostfront… En dan, op 9 april 1945, het abrupte einde: een laatste fragment waarin Goebbels grapt dat de luchtaanvallen op Berlijn zo bij het dagelijkse ritueel zijn gaan horen dat de bevolking iets zou missen als de Britten een keer géén bommen kwamen gooien. Daarna niets meer, behalve de wetenschap dat Goebbels drie weken later zijn zes kinderen zou laten vergiftigen, om vervolgens samen met zijn vrouw zelfmoord te plegen. Wat het hele boek een nóg wrangere nasmaak geeft dan het sowieso al zou hebben.

paperback | 448 pagina’s | Bert Bakker | € 19,95 | ISBN 978 90 351 3599 4