Het hebben van grote hersenen vergroot de overlevingskansen in nieuwe omgevingen. Maar ze hebben wel een prijs: kleinere darmen en minder nageslacht.
Twee recente onderzoeken hebben gekeken naar de gevolgen van gemiddeld grote hersenen voor dieren. Volgens Amerikaanse wetenschappers vergroten grote hersenen overlevingskansen van diersoorten in een nieuwe omgeving, mits die soorten klein zijn. Een Zweeds onderzoek laat zien dat grotere hersenen gevolgen hebben voor andere lichamelijke eigenschappen.
Minder kans op uitsterven
Eric Abelson en collega’s van de Stanford-universiteit in California bestudeerden de verhoudingen tussen het brein- en het lichaamsgewicht van 376 diersoorten die de laatste 40 miljoen jaar leefden. Ze kwamen erachter dat wanneer soorten minder dan 10 kilo wogen en relatief grote hersenen hadden (zoals kraaien), de kans op uitsterven kleiner was. Deze dieren kunnen zich namelijk over het algemeen goed aanpassen aan nieuwe omgevingen, doordat ze met die extra hersencellen de periode kunnen overbruggen die evolutie nodig heeft om hun lichaam aan te passen. “Als het klimaat koud wordt, kan ik me anatomisch niet veranderen,” zegt Abelson, “maar omdat ik flexibel genoeg ben, bouw ik een warm huis.”
Bij dieren zwaarder dan 10 kilo wegen de voordelen van grotere hersenen niet op tegen de nadelen van het groter zijn. Grote dieren planten zich over het algemeen later voort en hebben meer territorium en voedsel nodig dan kleine dieren. Een slimme aap komt daarom in grotere problemen bij territoriumverlies dan een slimme vleermuis. Alles bij elkaar genomen hebben grote dieren dus minder voordeel van hun grotere hersenen.
Grotere hersenen, kleinere darmen
In een ander onderzoek fokten wetenschappers van de Universiteit van Uppsala twee groepen zebravissen: een met grotere en een met kleinere hersenen. Intelligentie werd getest door de guppies te trainen voedsel te zoeken achter kaarten met twee of vier symbolen. Die met grote hersenen begrepen de opdracht, in tegenstelling tot die met kleinere hersenen. Dat suggereert dat grotere hersenen echt slimmer maken.
Maar de extra intelligentie had een prijs. De slimste visjes van de klas kregen gemiddeld zes nakomelingen, terwijl de minder slimme er zeven kregen. Daarnaast hadden de vissen met grotere hersenen kleinere darmen. Eén van onderzoekers, Alexander Kotrschal, trekt deze resultaten verder door en suggereert dat grotere hersenen een verklaring zijn voor het lage aantal nakomelingen van primaten en mensen, vergeleken met andere zoogdieren.
Bronnen: Nature News, ScienceNOW
Beeld: Henrike Mühlichen/CC BY-SA 3.0