Tijdens de afgelopen ijstijd splitsten keizerspinguïns zich hoogstwaarschijnlijk op in drie populaties die schuilplekken zochten voor de bittere kou.
Pinguïns lijken prima te gedijen in het ijzige klimaat dat heerst op Antarctica. Wanneer het weer ruig wordt, houden ze elkaar warm door op zijn zachtst gezegd knus tegen elkaar aan te gaan staan. Maar dit trucje bleek niet te werken tijdens de laatste ijstijd. Toen werd het ze toch echt te koud onder de voeten. Zo blijkt uit nieuw onderzoek dat slechts een zevende deel van de keizerspinguïns in deze periode wist te overleven.
Voedselgebrek
Door de vingerafdruk van de pinguïns uit het verleden te vergelijken met het genetische materiaal van de hedendaagse dieren, kon een internationaal wetenschapsteam achterhalen hoe de soort zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Tijdens de laatste ijstijd, die 110.000 tot 12.000 jaar geleden plaatsvond, bleken slechts 85.000 keizerspinguïns rond te waggelen op de Zuidpool. Tegenwoordig zijn dit er ongeveer 600.000.
De laatste ijstijd zorgde voor een nog dikker pak ijs dan de pinguïns waren gewend. Hierdoor bevroren ook veel zeeën waar de dieren op hun verse visjes joegen. De meeste vogels stierven daarom hoogstwaarschijnlijk door een gebrek aan voedsel.
Rosszee
De onderzoekers ontdekten dat de soort zich tijdens deze barre periode opsplitste in drie populaties die elk hun eigen toevluchtsoord zocht. Een daarvan hield zich schuil in de Rosszee, een diepe baai in de Zuidelijke Oceaan. Door wind en stromingen ontstonden hier namelijk grote wakken, polinia’s genoemd, waar ze nog steeds op hun maaltje konden jagen. Voedsel dat ze overigens bijna niet kunnen proeven, door het verloren gaan van de basissmaken.
Bronnen: Global Change Biology, University of Southampton via EurekAlert!
Beeld: Barbara Wieneke