Volgens nieuw onderzoek gebruiken hond en kat hetzelfde mechanisme als ze water oplikken. Katten drinken alleen wat netter.
Vorig jaar ontdekten MIT-wetenschapper Roman Stocker en collega’s dat een kat een ingewikkeld mechanisme gebruikt bij het drinken: hij trekt een kolom water omhoog die aan zijn tong blijft kleven, waar hij vervolgens zijn bek omheen sluit. Een hond zou daarentegen simpelweg de vloeistof met zijn tong naar binnen lepelen, was toen de gedachte. Maar dat laatste klopt niet, zegt nu Harvard-zoöloog Alfred Crompton op basis van hogesnelheids- en röntgenopnames. Volgens hem gebruiken beide diersoorten dezelfde truc.
Destijds was onder ons nieuwsbericht nog wat discussie over het onderzoek van Stocker. Ene Tom merkte op dat “een hond wel degelijk net zo ingewikkeld drinkt” als een kat en postte een YouTube-filmpje om dat te onderbouwen, dat wij voorlegden aan Stocker. Die reageerde met de opmerking dat er nog geen gedetailleerde studie was gedaan naar hoe honden precies drinken, maar dat op basis van YouTube-filmpjes en dergelijke “het fundamentele verschil tussen de oplikmechanismes” overeind bleef. Nu is er dus wél zo’n gedetailleerde studie gedaan, en die wijst uit dat beide dieren bij nader inzien toch hetzelfde principe gebruiken bij het drinken.
Maar is er wel een verschil. Zoals we destijds al opmerkten in onze reactie op Tom, doorbreekt een hond het wateroppervlak met zijn tong, terwijl een kat doorgaans alleen het oppervlak raakt. Dat zorgt ervoor dat de hondentong inderdaad als een lepel het water in gaat en het lijkt alsof hij (ook) op die manier water binnenkrijgt. Alleen: al dat opgeschepte water valt er bij het drinken meteen weer uit, stelde Crompton vast. Daar kunnen kattenliefhebbers zich dus nog aan vastklampen: Minoes mag dan geen uniek principe gebruiken bij het drinken, ze hanteert dat principe wel wat netter en efficiënter dan de Duitse herder van de buren.
Stocker bleek overigens niet direct bereikbaar voor commentaar, maar wordt onder het artikel van Crompton wel bedankt voor zijn hulp. We mogen dus aannemen dat we hier niet te maken hebben met een felle academische strijd tussen een honden- en een kattenfanaat, maar met twee wetenschappers die simpelweg willen weten hoe het zit. Wel werden ze beide geïnspireerd door hun eigen huisdieren: Stocker werd op het idee van zijn onderzoek gebracht door zijn kat Cutta Cutta, terwijl Crompton aan de slag ging met zijn hond Mathilda.
Bronnen: New York Times, Biology Letters