‘De hond werd apathisch door elektrische schokken’

KIJK-redactie

05 juli 2019 08:59

Honden elektrische schokken toedienen, is wreed, maar het leverde een belangrijk diermodel voor depressie op. Hoe? Willem van der Does legt het uit.

Ruim vijftig jaar geleden leek in Philadelphia een onderzoek naar stress te mislukken. Onderzoekers hadden elektrische schokken gegeven aan honden. Ze wilden weten of de stress van de schokken hun gedrag in nieuwe situaties zou beïnvloeden. De honden wilden zich echter helemaal niet meer gedragen: ze bleven liggen. Onderzoek mislukt. Althans, zo dachten de wetenschappers. Totdat het tot hen doordrong dat ze iets op het spoor waren – een diermodel voor depressie? De proeven werden herhaald en gevarieerd, en het bleek dat oncontroleerbaarheid – als het dier niets kon doen om de schokken te stoppen – tot apathisch gedrag leidde, in dit geval blijven liggen. Het waren dan ook geen fijne experimenten voor de dieren.

Twee honden zaten in aparte kooien waarvan af en toe de bodem onder stroom werd gezet. In een van de kooien hield de schok meteen op als de hond over een lage afscheiding van de ene kant naar de andere sprong. Hij leerde dit ‘trucje’ snel. De andere kooi was verbonden met de eerste kooi, en stond daardoor precies even lang onder stroom. De ene hond bepaalde dus de duur van de ellende in beide kooien. De hond in de andere kooi merkte dat de schokken op een gegeven moment stopten, maar dat kwam door wat de eerste hond deed. Wat hij zelf deed maakte niet uit. De tweede hond werd hierdoor apathisch, en de eerste niet.

Aangeleerde hulpeloosheid

Steven Maier en Martin Seligman noemden dit learned helplessness: aangeleerde hulpeloosheid. De gevolgen waren verstrekkend. Een hulpeloos proefdier dat in een nieuwe omgeving werd gezet, waarin het wél controle had, bleef zich hulpeloos gedragen. En kreeg zodoende meer ellende over zich heen dan nodig was. Zelfs als het dier aan de andere kant werd neergezet, wilde het kwartje soms niet vallen.

Aangeleerde hulpeloosheid is een belangrijk diermodel voor depressie geweest. Je kunt er het effect van antidepressiva mee testen: geef een ‘hulpeloze’ hond antidepressiva en kijk of hij snel weer actief wordt. Zo op het eerste gezicht lijkt het model wel te kloppen. En je kunt je voorstellen dat oncontroleerbare, nare ervaringen ook bij mensen tot apathie en depressie leiden, vooral op jonge leeftijd. Als een kind zonder duidelijke reden op onverwachte momenten straf krijgt. Of als zijn ouders het kind niet zien staan, ook al doet het nog zo zijn best.

Aangepast model

Toch is het model tegenwoordig aangepast. Het kon niet goed verklaren dat niet alle honden hulpeloos bleken te worden. Eén op de vier ontsprong namelijk de dans. Kennelijk was het niet alleen de oncontroleerbare stress; ook iets in de hond zelf bepaalde of het dier bestand was tegen stress. Bij mensen is dat ook het geval: narigheid vergroot de kans op depressie, maar sommigen kunnen tegen veel narigheid. Waar het bij mensen om draait, zijn de ideeën over waarom je iets overkomt – over de oorzaak van je ellende. Degenen die de oorzaak bij zichzelf zoeken (“ik lijk het wel aan te trekken”), lopen meer risico op depressie dan mensen die het buiten zichzelf zoeken (“pech, dit keer”). Het goede nieuws is dat we kunnen leren om vervelende gebeurtenissen anders op te vatten, waardoor ze ook minder impact hebben. Dat heet cognitieve therapie.

Toen Maier en Seligman dit onderzoek deden, waren ze nog erg jong; ze waren nog niet eens gepromoveerd. Beiden hebben hun carrière gewijd aan onderzoek naar stress, zij het op een heel andere manier. Maier doet neurobiologisch onderzoek, bijvoorbeeld naar het effect van stress op het immuunsysteem. Hij experimenteert nog altijd met proefdieren. Maier mijdt de publiciteit; op internet vind je bijna niks over hem. Als je Seligman opzoekt, vind je duizenden artikelen. Hij heeft echt naam gemaakt, vooral als pionier van de zogenoemde positieve psychologie.

Een smetje op Seligmans loopbaan is dat hij ongewild betrokken raakte bij de extreme verhoortechnieken die na 11 september 2001 door de Amerikanen werden toegepast. In 2002 gaf hij een uitgebreide lezing voor de CIA over het onderzoek naar aangeleerde hulpeloosheid. Hij dacht dat kennis hierover Amerikaanse soldaten zou kunnen helpen als ze onverhoopt krijgsgevangen werden gemaakt en aan marteling zouden worden blootgesteld. De CIA lijkt echter vooral geïnspireerd te zijn geraakt voor toepassing van de technieken op terreurverdachten. Seligman was furieus over de beschuldigingen dat hij had meegewerkt aan onethische praktijken en verklaarde een fel tegenstander van marteling te zijn. Van die laatste bewering zouden zijn proefdieren weleens hebben kunnen opkijken, vijftig jaar geleden.

Deze column van Willem van der Does staat ook in KIJK 6/2019.

KIJK 7/2019Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK