Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Dat stoere karakter van je hond lijkt uniek, maar is eigenlijk het gevolg van het genenpakket dat bij een groep van rassen hoort. Tenminste, dat beweert een nieuwe studie.
Is gedrag aangeboren of wordt het door opvoeding bepaald? Dit nature-nurture-debat lijkt ook bij honden te zijn losgebarsten. Eerder dit jaar stelden wetenschappers vast dat hondengedrag maar in slechts 9 procent van de gevallen voortkomt uit het ras. Maar in een onderzoek van de National Institutes of Health (VS) wordt nu het tegenovergestelde beweerd: die sportieve bordercollie van hierboven zou zijn eigenschappen te danken hebben aan een genenpakket dat hoort bij een bepaalde rassengroep, namelijk de herdershonden. Dat schrijft het team van geneticus Elaine Ostrander in Cell.
Lees ook:
- Vijf ongezonde hondenrassen
- Leidt hondenfokkerij tot een nieuwe diersoort?
- ‘Honden zijn sociaal door een genetische fout’
Genetische takken
Het fokken van meer dan 350 hondenrassen is een succesvol experiment geweest van mensen. Van oudsher gebruiken we ze voor onze bewaking, het jagen op voedsel en het houden van vee. Ostrander en collega’s gingen op zoek naar de genen die honden goed maken in hun vak. In hoeverre zijn ze gelinkt aan bepaalde hondenrassen?
De onderzoekers gebruikten daarvoor DNA-monsters van ruim vierduizend raszuivere, gemixte en verwilderde honden, en wilde hondachtigen, zoals de wolf en jakhals. Ze zochten daarbij op overeenkomsten tussen de genen. De overeenkomsten behoorden dan tot dezelfde genetische tak. Uiteindelijk vonden de onderzoekers tien van zulke takken tussen de ruim tweehonderd geteste hondenrassen.
Terriërs
Vervolgens schakelde het team van Ostrander hulp in van de baasjes van de raszuivere honden. Uit circa 46.000 ingevulde vragenlijsten over het gedrag van hun viervoeter, konden de onderzoekers vaststellen dat elke genetische tak inderdaad verwees naar een bepaalde groep van zeer vergelijkbare hondenrassen.
Een voorbeeld is de terriërtak, die hondenrassen met een goed jachtinstinct omvat. De andere vastgestelde takken zijn als volgt: de speurhond, de pointer-spaniël, de retriever, de herdershond, de sledehond, de Afrikaans en Midden-Oostelijke hond, de Aziatische spits, de dingo en de windhond.
Hyperfocus en ADHD
De onderzoekers wilden weten wat nou precies de functie was van de gevonden genen. Ze richtten zich daarbij op de herderstak. Veel van de herdergenen bleken betrokken te zijn bij de hersenbedrading, zoals een gen dat regelt dat de uitlopers van de ene hersencel goed contact maken met andere hersencellen. Weer een ander gen is verantwoordelijk voor een goede ontwikkeling van hersengebieden betrokken bij sociale intelligentie en angstherkenning. Deze twee vaardigheden zijn volgens de onderzoekers nodig bij het hoeden van vee.
Orstrander en collega’s ontdekten nog meer. Het gen dat de herdershond een hyperfocus geeft, leidt bij andere zoogdieren tot paniekgedrag en bij mensen tot ADHD. Het onderzoek bevestigt daarmee de veelzijdigheid van de genetische gereedschapskist; een gen kan bij elk dier anders worden ingezet. Soms kan dat voordelig uitpakken (zoals bij de herdershond), maar soms ook tot problemen leiden (bijvoorbeeld bij de mens).
Allebei gelijk
“Een interessante nieuwe benadering om de genetische achtergrond te ontrafelen van rasspecifieke kenmerken waar we honden in het beginsel op hebben geselecteerd, zoals het hoeden van vee”, geeft diergedragsgeneticus Marjan van Hagen van de Universiteit Utrecht aan. “Het onderzoek is doordacht opgezet en combineert op een slimme manier de recentste DNA-inzichten, gedragsonderzoeksmethodes en data-analyses.”
“Ik denk dat de conclusies ook goed zijn onderbouwd”, vervolgt ze. “Het hoeft ook helemaal niet tegenstrijdig te zijn met de studie van eerder dit jaar. Het ontstaan van gedrag bij een dier is namelijk erg ingewikkeld en hangt af van veel factoren. Je kunt denken aan stress van de moeder tijdens de dracht; de teef-pup-binding; omgang met de mens; leerprocessen; en noem maar op. Daarnaast zijn er dus de erfelijke karaktereigenschappen van beide ouders, en tenslotte nog de rasspecifieke gedragskenmerken. Beide onderzoeken hebben het dus in feite bij het juiste eind.”
Bronnen: Cell, Cell Press via EurekAlert!