De algensoort Melosira arctica, oftewel de ijsalg, overleeft het barre klimaat van de Noord- en de Zuidpool door een eigen ‘antivries’ uit te scheiden en daarmee het ijs naar wens aan te passen.
Deze ‘antivries’, een gel-achtige substantie van suikerketens, maakt kanaaltjes en poriën in het ijs waar de algen goed kunnen vertoeven. Het beschermt ze niet alleen tegen de extreem lage temperaturen en het hoge zoutgehalte van het water, maar helpt ze ook uit het zicht te blijven van prooidieren. Dat publiceert een team van oceanografen onder leiding van Jody Deming in het tijdschrift PNAS.
Je zou denken dat al die kanaaltjes en het natuurlijke antivriesgebruik het ijs zwakker maken en het dus eerder smelt. Dat is zeker waar, maar doordat de kanalen gevuld met algen ook een zekere hoeveelheid zout water vasthouden (wat leidt tot minder zout in de zee), wordt het smeltproces dat elke lente en zomer plaatsvindt ook vertraagd. Welke van de twee processen domineert en hoe dat het smelten van de poolkappen op langere termijn kan beïnvloeden, moet nog verder worden onderzocht.
De ijsalgen lijken zich hoe dan ook beter aan te kunnen passen aan het ijsklimaat dan tot nu toe werd gedacht. En dat is goed nieuws voor de vele algenminnende vissen en schelpdieren.
Een interview met Jody Deming over deze en andere extremofielen (organismen die onder extreme omstandigheden weten te overleven) in ijskoude klimaten vind je hier.
Bronnen: University of Washington op ScienceDaily, University of Washington op EurekAlert!
Beeld: Christopher Krembs/Washington State Department of Ecology