De psychologische inktvlekkentest van Hermann Rorschach kennen we allemaal, maar hoe werkt hij eigenlijk? Willem van der Does spijkert onze kennis bij.
Een van de populairste psychologische tests is ook een van de oudste. De rorschachtest, de beroemde en beruchte inktvlekkentest, bestaat al honderd jaar. Hermann Rorschach ontwikkelde hem rond 1918. Deze Zwitserse psychiater was de zoon van een kunstschilder en kon zelf ook verdienstelijk schilderen. Hij koos echter voor de geneeskunde, met name voor de psychiatrie. Zijn vader leed aan depressies; dat had er zonder twijfel mee te maken.
Controversiële test
Het kostte Rorschach veel tijd en moeite om een uitgever voor zijn test te vinden, want de drukkosten waren hoog en geld was schaars, zo kort na de Eerste Wereldoorlog. In 1921 werd de test uiteindelijk toch gepubliceerd, minder dan een jaar voor Rorschachs plotselinge dood op slechts 37-jarige leeftijd. Hij heeft dus niet mogen meemaken dat zijn test zo’n enorm succes werd. En zo controversieel.
De test gaat als volgt. Een voor een krijg je tien kaarten met ‘inktvlekken’ aangereikt. Het zijn symmetrische figuren. Alsof een papier is dubbelgevouwen en weer opengeklapt. Vervolgens krijg je de vraag: “Wat zou dit kunnen zijn?” Je mag er zo lang of zo kort over doen als je wilt. Je mag de plaat omdraaien of laten liggen. Je mag één antwoord geven of veel meer. Of geen antwoord. En zo tien platen door.
Vlinder of vleermuis
De meeste platen zijn in zwart-grijs-wit, een aantal platen heeft kleur. Sommige lijken voor vrijwel iedereen op een vlinder of een vleermuis, maar kunnen, net als de overige platen, tot de meest uiteenlopende antwoorden leiden. Als je alle tien platen hebt gehad, krijg je ze nog een keer aangeboden. Dan vraagt de psycholoog of je wilt aanwijzen waar in de plaat je zag wat je zag.
Dat is waar het om gaat: sommige mensen kijken naar het geheel, anderen naar details. Sommigen zien beweging of veel mensen of dieren, anderen zien vooral voorwerpen. Sommige mensen geven ‘rare’ antwoorden – die voor anderen moeilijk terug zijn te vinden, ook niet na uitleg. Sommige mensen geven maar een paar antwoorden, anderen tientallen.
Verborgen agressie
De test kan je onzeker maken: elk antwoord zegt iets over je, en ook als je geen antwoord geeft, wordt er iets geconcludeerd. Hij is ontworpen in een tijdperk dat de psychologie en de psychiatrie steeds meer interesse kregen voor de psychoanalyse van Sigmund Freud.
Deze theorie hecht veel belang aan het onbewuste. Sommige mensen hebben niet goed door dat ze beïnvloed worden door narigheid van vroeger. Dat ze bijvoorbeeld niet tegen hun verlies kunnen omdat ze door hun ouders op een subtiele manier werden gekleineerd.
Als je ze een vragenlijst geeft, zullen ze invullen dat ze een prima jeugd hadden. De rorschachtest leidt dan soms tot een andere conclusie, bijvoorbeeld dat er ‘verborgen agressie’ is. Omdat hij zo ondoorzichtig is, met een ingewikkeld scoringssysteem, zou het onmogelijk zijn om de test te foppen.
Gehyped
Een enorm probleem voor de test is echter dat er verschillende scoringssystemen bestaan en dat lang niet alle scores betrouwbaar zijn. Als je antwoorden op ‘agressie’ duiden, kan dat komen doordat je echt snel agressief bent, of doordat toevallig vandaag je portemonnee is gerold. Niettemin zijn er vaak veel te verstrekkende conclusies verbonden aan de testscores. Het zal je maar gebeuren, als je van een misdrijf wordt verdacht.
Rorschach had voorzien dat zijn test aandacht zou trekken, maar niet dat men er mee op de loop zou gaan. En de controverse gaat maar door. Net als therapieën kunnen ook tests ‘gehyped’ worden. Met de rorschachtest is dat overduidelijk gebeurd. Dat is ook de reden waarom veel professionals er een afkeer van hebben gekregen en de test geregeld is afgeschreven als een museumstuk. Toch wordt hij nog veelvuldig gebruikt, al staat hij niet meer in de top tien.
De laatste jaren is zelfs sprake van een rehabilitatie. Er is een nieuw scoringssysteem, waarvan zelfs critici zeggen dat het tot enkele bruikbare bevindingen leidt. De meest robuuste bevinding is dat de scores een indruk kunnen geven van de kwetsbaarheid voor psychose. Soms is de test ook een handig instrument om het gesprek te openen over gevoelige zaken. De ironie is dat dit ook de bevindingen zijn die Hermann Rorschach in zijn eerste experimenten waren opgevallen. Nu er eindelijk enige consensus is over de wetenschappelijke basis en bruikbaarheid van de test, blijkt die aardig overeen te komen met wat Rorschach er honderd jaar geleden over schreef. Was het nou maar niet zo’n hype geworden.
Deze column verscheen eerder in KIJK 8/2019.
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!