Blinde kinderen die hun zicht weer terugkregen, hebben wetenschappers geholpen een vraag uit 1688 van de filosoof William Molyneux te beantwoorden: kan een blinde die weer kan zien voorwerpen herkennen die hij eerder heeft gevoeld? Het antwoord blijkt ja én nee.
Voor denkers uit de zeventiende eeuw vormt de vraag van Molyneux een belangrijk element in het debat over de aard van de menselijke geest. Zo waren sommige filosofen ervan overtuigd dat een kind volkomen blanco op de wereld komt en alles nog moest ervaren om daarvan te leren. Een andere groep dacht dat alle vaardigheden vanaf het begin aanwezig zijn en dat ze alleen maar geactiveerd hoeven te worden.
Hoewel in deze tijd wetenschappers al eerder hun gedachten over de vraag lieten gaan, is hij nooit getest in een heus experiment met blinden die weer kunnen zien. Het probleem zat hem voornamelijk in het vinden van de juiste proefpersonen. Kinderen die blind worden geboren, blijven altijd blind of worden al binnen enkele jaren geopereerd, waardoor eventuele experimenten te onbetrouwbaar zijn. Een tussenweg is zeldzaam. Tenminste, in rijke landen.
In 2003 zette MIT-wetenschapper Pawan Sinha in India een programma op waarbij volledig blinde kinderen worden geopereerd en zo hun zicht terugkrijgen. Vijf van deze kinderen, in de leeftijd acht tot zeventien jaar, bleken de ideale kandidaten. Samen met onder meer Richard Held besloot hij de kinderen binnen twee dagen na de operatie te testen.
De kinderen werden gevraagd aan een blok te voelen zonder te kijken en kregen vervolgens twee nieuwe blokken waarbij ze moesten raden welk blok ze eerder hadden gevoeld. In bijna alle gevallen hadden de kinderen het bij het rechte eind. Hetzelfde experiment werd opnieuw uitgevoerd, maar dit keer mochten de kinderen alleen kijken naar de blokken. Ook hier lag het scoringspercentage op bijna 100 procent. In het laatste en meest cruciale experiment moesten de kinderen eerst voelen en vervolgens op zicht raden wat het juiste blok was. Hier ging het mis: in 58 procent van de gevallen hadden de kinderen het goed, wat eigenlijk neerkomt op puur gokken.
Het antwoord op de vraag of blinden die weer kunnen zien de objecten herkennen die ze eerder hebben gevoeld, moet dus ‘nee’ zijn. Tenminste, in eerste instantie. Want toen Held en collega’s twee kinderen de experimenten enkele dagen later opnieuw lieten doen, scoorden ze al 80 procent juist. “Binnen een week hadden ze het geleerd en dat is erg snel. We waren verrast”, zegt Held daarover. Deze periode is te kort om de eigenschap van het koppelen van informatie van gevoel en zicht volledig te ontwikkelden, dus moet het al in enige mate aanwezig zijn geweest in het brein van de blinde kinderen. Beide groepen van filosofen uit de zeventiende eeuw krijgen uiteindelijk dus hun gelijk.
Bronnen: ScienceNOW, PhysOrg.com, Nature Neuroscience