Een hond lepelt water simpelweg met zijn tong naar binnen. Maar bij de manier waarop een kat drinkt, komt heel wat meer kijken, zo ontdekte biofysicus Roman Stocker bij zijn eigen huisdier.
Stocker, verbonden aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT), raakte op een gegeven moment geïnteresseerd in de manier waarop zijn kat Cutta Cutta water naar binnen werkte. Als wetenschapper wilde hij natuurlijk het naadje van de kous weten, en dus nam hij het drinkende dier op met een hogesnelheidscamera. Daarna kregen negen katten uit een naburig asiel dezelfde behandeling.
De opmerkelijke conclusie van het onderzoek: een kat ‘lepelt’ geen water naar binnen, zoals veel andere diersoorten doen, maar gebruikt een ingewikkelder systeem. Hij legt het puntje van zijn tong op het wateroppervlak, zonder dat te doorbreken. Het water blijft daarbij aan de tong ‘kleven’ en wordt vervolgens mee de bek in getrokken, die zich sluit voordat het water terug kan vallen.
Hierbij is van belang dat de kat zijn tong precies snel genoeg beweegt. Drinkt hij te langzaam, dan wint de zwaartekracht het van de traagheid van de meegetrokken vloeistof en bereikt het water zijn mond niet. Drinkt hij te snel, dan krijgt hij minder water binnen. “Een kat lijkt precies te weten hoe snel hij moet likken”, aldus Stocker.
Na hun experimenten met huiskatten togen de MIT-wetenschappers naar de dierentuin, om daar andere katachtigen te bestuderen, waaronder een leeuw en een tijger. Hieruit bleek dat die hetzelfde mechanisme gebruiken. Wel doen ze dat langzamer dan huiskatten, omdat ze grotere tongen hebben.
De ontdekking van Stocker en collega’s is overigens niet alleen interessant voor kattenliefhebbers. Mogelijk kan de truc ook toegepast worden op robots die met vloeistoffen om moeten gaan – bijvoorbeeld bij het opruimen van een olievlek.
Bronnen: Science, ScienceNOW, New Scientist