‘Koude periode volgde op asteroïde-inslag’

KIJK-redactie

13 mei 2014 11:00

Nederlandse wetenschappers hebben aangetoond dat de aarde flink afkoelde na de inslag van een grote asteroïde, tientallen miljoenen jaren geleden.

Ongeveer 66 miljoen jaar geleden kreeg onze planeet een asteroïde-inslag voor zijn kiezen. Dit leidde tot een massa-uitsterving die onder andere de dino’s fataal werd. Nederlandse wetenschappers hebben nu aangetoond dat de temperatuur op aarde na het inslaan van de asteroïde daalde: de zee werd circa 7 graden Celsius kouder.

Deze afkoeling werd hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt doordat stof en aerosolen – samenvoegingen van kleine deeltjes – vrijkwamen door de dreun van de asteroïde. Deze materie kwam vervolgens hoog in de atmosfeer terecht en blokkeerde 80 procent van de zonnestraling. Met als gevolg een erg koude periode. Door de belemmering van zonlicht werd ook fotosynthese geremd, waardoor nog meer planten en dieren uitstierven.

Temperatuur uit vetten

Het temperatuurverschil is gemeten in de rivier Brazos in de Amerikaanse staat Texas met een vrij nieuwe methode, legt hoofdonderzoeker Johan Vellekoop (Universiteit Utrecht) uit. “In de sedimenten kunnen celwanden van eencelligen worden teruggevonden. De vetten in deze wanden passen zich aan de temperatuur aan.” Hieruit kun je dus afleiden hoe koud of warm het in een periode was.

Nucleaire oorlog

Kan zoiets weer gebeuren, door toedoen van de mens? Die jaagt namelijk ook een boel stof de atmosfeer in. Dat blijft volgens Vennekoop echter in de lagere delen van de dampkring hangen; het hindert het zonlicht daardoor nauwelijks. “Maar materie veroorzaakt door nucleaire explosies kan wel in de hogere gedeeltes komen”, vervolgt Vellekoop. “Wanneer een nucleaire oorlog uitbreekt, komen deze deeltjes in grote aantallen vrij. Mensen moeten zich realiseren dat de helft van de organismen weleens uitgeroeid kan worden door zo’n oorlog.” Met andere woorden: make love, not war, anders kan het weleens een heel koude winter worden.

Bron: Proceedings of the National Academy of Sciences, Universiteit Utrecht

Tekst: Naomi Jansen