Muizen met een menselijke lever – op miniatuurformaat – bieden nieuwe mogelijkheden om medicijnen te testen en ziektes te onderzoeken.
Onderzoekers van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) zijn erin geslaagd 2 centimeter kleine, kunstmatige menselijke levers te maken. Nadat de op maat gemaakte orgaantjes waren geïmplanteerd in doodgewone muizen, vertoonden die daarna wekenlang menselijke trekjes waar het hun metabolisme betrof. Dat schrijft de onderzoeksgroep, onder leiding van biomedisch ingenieur Sangeeta Bhatia, in Proceedings of the National Academy of Sciences.
“Het belangrijkste is dat we nu in staat zijn om stabiele leverimplantaten te maken in het laboratorium”, zegt Alice Chen, een van de onderzoekers. Die kunstmatige levers bestaan uit een mix van cellen van de mens en de muis. De menselijke cellen die zijn toegevoegd, zijn de zogenoemde hepatocyten, verantwoordelijk voor het metabolisme in de lever.
Dat metabolisme is uniek per soort. Een stofje waar muizen prima mee om kunnen gaan, is misschien dodelijk voor de mens. En een middel dat niets doet bij de muis, kan wellicht mensenlevens redden. Dierproeven kunnen dus niet altijd uitsluitsel geven over de gevolgen voor het menselijk lichaam, en dat is precies het probleem waar deze muizen een oplossing voor zijn.
Toen de onderzoekers de ‘vermenselijkte’ muizen namelijk een medicijn gaven waar muizen en mensen normaal gesproken anders op reageren, vertoonden de beestjes dezelfde interacties en maakten ze dezelfde afbraakproducten als een menselijk lichaam zou doen. Bovendien hield dit effect wekenlang aan; de menselijke cellen zitten zo goed verstopt dat ze niet direct worden afgestoten door het immuunsysteem van de muis.
De onderzoekers hopen dat deze nieuwe technologie “het ontwikkelen van medicijnen een stuk veiliger en goedkoper zal maken, omdat giftige stoffen eerder kunnen worden gespot.” Maar, je raadt het al: voor we zover zijn, is eerst meer onderzoek nodig.
Bronnen: Nature News, PNAS
Beeld: George Shuklin/CC BY-SA