Vierentwintig nieuwe Amerikaanse marineschepen hebben nogal wat problemen. En een echte oplossing lijkt er niet te zijn.
Om de haverklap vallen de nieuwe Littoral Combat Ships (LCS) van de Amerikaanse marine stil. Uit een analyse van de Amerikaanse marine blijkt dat de ellende in de meeste gevallen wordt veroorzaakt door de nogal complexe aandrijving: de gewraakte Combined Diesel and Gas (CODAG), een combinatie van een dieselmotor en een gasturbine. Dat, samen met de extreem kleine bemanning zorgt ervoor dat de LCS-schepen met enige regelmaat hulpeloos ronddobberen. En dat is niet handig, vooral ook omdat de schepen zijn bedoeld voor operaties vlak voor de kust en dan enorm kwetsbaar zijn.
Twee modellen
De LCS heeft twee modellen: de Freedom-klasse, een vrij normaal ogend marineschip, en de Independence-klasse, een soort stealthy catamaran. Beide werden ontwikkeld om enorme snelheden te kunnen halen: zo’n 90 kilometer per uur. (Ter vergelijking; een beetje torpedobootjager komt niet veel verder dan 60 km/u.) En beide LCS-modellen doen dat met dezelfde CODAG-aandrijving.
De Colt-Pielstick dieselmotoren worden gebruikt om normaal mee rond te varen. Pas als er meer snelheid nodig is, worden ook de Rolls Royce MT-30 gasturbines ingeschakeld. Probleem is dat het vermogen dan te groot wordt voor de speciale (controllable-pitch) propellers. En dus is er een ingewikkelde versnellingsbak nodig die op verschillende snelheden kan draaien.
Onderbemand
Maar ingewikkelde, onderhoudsgevoelige techniek is, zo denkt men, slechts een deel van het probleem. Al die techniek moet op zee ook nog eens door heel weinig mensen aan de praat worden gehouden. Een LCS moet het doen met een kernteam van 40 tot maximaal 50 mensen. (Ter vergelijking: Een torpedobootjager uit de Arleigh Burke-klasse bijvoorbeeld is weliswaar drie keer groter, maar heeft zeven keer zoveel mensen aan boord.) De LCS-bemanning is dan ook continu overwerkt en niet in staat om de techniek zodanig te onderhouden dat alles het blijft doen.
Het zorgde er onder meer voor dat de bemanning van het Littoral Combat Ship USS Fort Worth (foto hieronder) begin dit jaar vergat om bij het opstarten van de motoren de olie in de peperdure versnellingsbak bij te vullen. Het gevolg was dat er een miljoenenschade aan de aandrijflijn ontstond, de kapitein werd ontslagen en de Fort Worth maandenlang buiten gevecht is gesteld.
Een oplossing is lastig te vinden. Een optie zou kunnen zijn om voor andere motoren te kiezen. Vooral ook omdat de extreme snelheid weliswaar ooit een vereiste was, maar niemand binnen de Amerikaanse marine lijkt te weten wanneer je al die power nodig hebt. Voor twee van de drie taken, mijnenjagen en onderzeebootbestrijding, is heul hard varen niet nodig (en waarschijnlijk zelfs dodelijk). En dus blijft alleen taak 3 over, het achtervolgen van speedboten vol terroristen of vijandelijke militairen. Maar gezien de ontwikkelingen in de wereld (waaronder de toenemende dreiging van Chinese en Russische marineschepen) wordt die taak naar verwachting steeds kleiner.
500 miljoen per stuk
Het vervangen van de motoren is niet echt een optie. De aandrijving is zo’n integraal deel van het ontwerp en het schip zelf, dat je die er niet zomaar even uit kunt slopen en door een alternatief kunt vervangen. Bovendien varen er van elk model al twaalf rond en zouden de ‘verbouwingskosten’ veel te hoog worden. De schepen hebben ten slotte al dik 500 miljoen dollar per stuk gekost. En dus zitten de Amerikanen vast aan de CODAG-aandrijving.
Het enige wat de US Navy kan (en gaat) doen is de bemanning beter trainen. Maar dat gaat de geplaagde en omstreden schepen waarschijnlijk niet redden. Vooral ook omdat de Amerikaanse marine een tijdje geleden geleden al tot de conclusie kwam dat de LCS de eerste schotenwisselingen in een echt militair conflict waarschijnlijk niet gaan overleven.
Bronnen: Breaking Defense, Military.com
Beeld: US Navy