In de wereld van zoogdierenseks is niet alles wat het lijkt: kleiner is soms beter en minder juist meer.
Kleine dieren hebben grote spermacellen en grote dieren juist kleine, dat lijkt nu eenmaal de regel. Maar Britse wetenschappers kwamen er onlangs achter dat het aantal zaadcellen per ejaculatie ook afhankelijk is van de afmeting van een dier. En op dat punt winnen de grote beesten het juist weer: zij hebben een veel hogere ‘zaaddichtheid’.
Verdwaald
De verschillen in voorkeur voor ‘groot en weinig’ bij kleine dieren en ‘klein en veel’ bij de grotere zouden volgens de wetenschappers worden veroorzaakt door de afmeting van de vrouwtjes, of beter gezegd door de afmeting van hun voortplantingsorganen.
Die van grote diersoorten is namelijk veel dieper dan die van kleine soorten. De kans voor zaadcellen om in de immens grote ruimte te verdwalen en niet op de plaats van bestemming te komen is daardoor groter. De mannetjes kunnen er dan maar beter wat meer spermacellen op af sturen. Het gevolg is dan wel dat ze kleiner worden, omdat het verhogen van de dichtheid ook energie kost.
Snelle zwemmers
Bij kleine diersoorten is het net andersom. Er zou niet veel voor nodig zijn om tot een succesvolle bevruchting te komen binnenin het kleinere vrouwelijke geslachtsdeel. Daarom kunnen de mannetjes van kleinere diersoorten beter investeren in wat minder, maar extra snelle zwemmers.
Hoe groot zijn de verschillen? Een muis, bijvoorbeeld, verliest per ejaculatie zo’n 9,5 miljoen zaadcellen, ieder ongeveer 0,12 millimeter lang. Een olifant is er op hetzelfde moment meer dan 200 miljard lichter, en die meten pak ‘m beet 0,06 millimeter.
Bronnen: Proceedings of the Royal Society B, Phys.org