Brede neuzen zijn ontstaan in een warm, vochtig klimaat en smalle neuzen in een droog, koud klimaat. Dat suggereert althans nieuw onderzoek.
Neuzen komen in allerlei vormen en maten: groot, klein, breed, smal, een wip-, mops- of haakneus. Een internationaal team van biologen komt nu met bewijs dat je je neusvorm en -grootte deels hebt te danken aan een lang proces van aanpassing aan het lokale klimaat. Deze bijzondere bevindingen zijn gepubliceerd in PLOS Genetics.
Invloed temperatuur en vocht op de neus
De neus en neusholte zijn belangrijk voor het kunnen ruiken, praten en het afvoeren van overtollig traanvocht. Ook is de ruimte in de neus van belang voor het conditioneren van ingeademde lucht: deze wordt verwarmd of afgekoeld tot op 1 graad Celsius van je lichaamstemperatuur en bevochtigd ontdaan van zo veel mogelijk stofdeeltjes.
De onderzoekers wilden vanwege die laatste functie weten of omgevingstemperatuur en vochtigheidsgraad invloed hebben gehad op de evolutie van de grootte en vorm van de neus. Daarvoor bestudeerden ze met 3D gezichtsimaging de gelaten van ruim 4000 mensen uit Noord-Europa, West-Afrika, Zuid-Azië en Oost-Azië.
Het team keek daarbij naar de volgende neuskenmerken: de breedte van de neusgaten, de afstand tussen de neusgaten, de hoogte van de neuspunt tot de onderkant, de breedte en lengte van de neusbrug en het totale oppervlakte (en daarmee de grootte) van de neus en de neusvleugels.
Genetische of natuurlijke selectie?
Voorheen werd gedacht dat de neus vooral het resultaat was van pure willekeurige mutaties: genetische drift. Werd er iemand geboren met een brede neus? Dan zou dat niet nadelig, maar ook niet voordelig hebben uitgepakt. De neus werd gewoon doorgegeven aan het nageslacht, maar niet meer dan willekeurig.
Maar natuurlijke selectie kan ook een rol hebben gespeeld. Zo dacht anatoom Arthur Thomson eind negentiende eeuw dat korte en brede neuzen vooral voorkomen in hete, vochtige gebieden en lange, smalle neuzen in een koude, droge omgeving. In dat geval zouden bepaalde neusvormen dus wel degelijk voordeel hebben genoten in bepaalde gebieden, en dus vaker worden doorgegeven aan het nageslacht.
Brede neuzen in de kou
Het huidige onderzoek lijkt Thomson gelijk te geven. Zo werd er gevonden dat de breedte van de neusgaten en de afstand ertussen is gelinkt aan de temperatuur en de vochtigheid. Oftewel: brede neuzen in een warm en vochtig klimaat en smalle neuzen in kou en droogte.
De onderzoekers geven tevens een verklaring voor hun vondst. Smallere neusgaten veranderen de luchtstroom op zo’n manier dat de neusbekleding beter in staat is lucht voor te verwarmen en te bevochtigen. Mensen met smalle neusgaten zouden gezonder zijn in een koud en droog klimaat en daardoor meer kinderen krijgen dan mensen met brede neusgaten. Zo zouden de neuzen in zo’n populatie geleidelijk smaller zijn geworden.
Ook seksuele selectie?
Het lijkt er dus op dat bepaalde aspecten van de neusvorm en -grootte inderdaad door het klimaat zijn gevormd. Maar de onderzoekers geven in hun publicatie aan dat er nog meer factoren een rol spelen. Zo bestaan er verschillen tussen man en vrouw: mannen hebben gemiddeld een grotere neus dan vrouwen.
Verder kan seksuele selectie nog een factor zijn geweest. Misschien dat vrouwen ergens in de geschiedenis van de mens in bepaalde gebieden mannen met een grote of juist met een kleine neus aantrekkelijker vonden. Zo kan een neus ook in de loop der duizenden jaren steeds groter of juist kleiner zijn geworden.
Totale neusgrootte
Paleoantropoloog Katerina Harvat (Tübingen University) – niet betrokken bij de studie – vertelt aan het Smithsonian dat de onderzoekers goed voortborduren op de theorie van Thomson. Maar ze geeft wel aan dat alleen neusbreedte nu wordt gelinkt aan klimaat. Factoren als totale neusgrootte staan mogelijk onder veel meer invloeden, die niet onder selectiedruk staan.
Hoe dan ook, genoeg voer voor meer onderzoek!
Bronnen: PLOS Genetics, Smithsonian, Penn State via EurekAlert!, PLOS via EurekAlert!
Beeld: LBPics/CC SA 3.0 Unported