Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Vogels en zoogdieren die elk seizoen naar andere gebieden trekken, steken hun energie meer in voortplanting dan in overleving, menen deze onderzoekers.
In september dit jaar vloog een rosse grutto in 11 dagen aan een stuk door van Alaska naar Nieuw-Zeeland, een afstand van 12.854 kilometer. Dit is dan wel meteen de recordhouder non-stop langeafstandsvlucht. Maar zoals dit trekvogeltje zijn er nog duizenden soorten, zowel zoogdieren als vogels, die elk seizoen een vaak lange en uitputtende reis ondernemen. Het fenomeen migratie intrigeert wetenschappers al jaren. Waarom doen sommige dieren dit wel, en andere niet? Onderzoekers van de universiteit van Exeter gingen op zoek naar de onderliggende mechanismen.
Lees ook:
Migratie is risicovol
Migratie is een risicovolle onderneming. Toch lopen, zwemmen en vliegen elk jaar zo’n 8000 tot 10.000 soorten van de ene plek naar de andere om daar te kunnen paren of voedsel te vinden. Van trekvogels, walvissen en gnoes zijn de epische tochten wel bekend, maar ook kreeften, padden en sprinkhanen kunnen er wat van.
De reislustige dieren steken er een hoop energie in; veel vogels ‘vetten op’ voordat ze vertrekken en als ze aankomen op hun bestemming zijn ze uitgeput. Als ze het al halen. En als de omstandigheden veranderen, bijvoorbeeld als er minder voedsel is door aanhoudende droogte, moeten ze ook nog lang genoeg leven om hun reisschema aan te passen.
Evolutionair voordeel
Al die investeringen moeten toch iets opleveren, zou je zeggen. Wat is het evolutionaire voordeel van die massale verhuizingen? De onderzoekers hadden deze theorie: als migratie levens kost, zal natuurlijke selectie ervoor zorgen dat migrerende dieren eerder geslachtsrijp zijn en meer jongen per jaar krijgen. Daarmee zorgen ze tijdens hun barre tochten in ieder geval voor genoeg nageslacht.
Om hun hypothese te onderbouwen, bestudeerden de onderzoekers de gegevens van meer dan 700 vogels en 540 lopende en zwemmende zoogdieren. Ze namen zeven eigenschappen onder de loep, waaronder levensduur, geografische verspreiding, afstamming, manier van voortbewegen en geslachtsrijpe leeftijd.
Eerder sterven
Wat bleek uit hun analyse? Migrerende soorten hebben over het algemeen een hoger levenstempo dan de thuisblijvers: ze ontwikkelen zich rapper, krijgen vroeger jongen en sterven eerder.
Toch vindt het team dat meer onderzoek nodig is, want onder meer oorzaak en gevolg zijn nog niet duidelijk. Dus of het zo is dat vooral de reizigers een snellere levensloop hebben, of dat soorten die zich sneller ontwikkelen juist eerder de neiging hebben om te gaan trekken – dat weten de wetenschappers (nog) niet.
Ze concluderen dat migrerende soorten hun energie vooral steken in ontwikkeling en reproductie en minder in overleving. Dus de baten van meer nageslacht (op de langere termijn) lijken op te wegen tegen de kosten van hun eigen sterven (op korte termijn).
Uitzonderingen
Voor trekvogelonderzoeker Theunis Piersma van de Rijksuniversiteit Groningen biedt het onderzoek meer een achtergrondbeeld. “In deze vergelijkende studie, die er verder sterk uitziet, worden op een gestructureerde manier appels en peren vergeleken.” Zo’n vergelijkende literatuurstudie moet nu eenmaal erg veralgemeniseren om grote trends te kunnen waarnemen. Daardoor verdwijnen afzonderlijke verschillen tussen diersoorten onder de radar. Piersma noemt die details de uitzonderingen.
“Wij werken aan specifieke soorten, zelfs individuen, van trekvogels, en dus juist aan de uitzonderingen die de algemene patronen bepalen. De schrijvers doen de suggestie dat trek een prijs heeft, ook in termen van overleving, maar zoals ze zelf zeggen kan dat liggen aan de soorteigenschappen die daarmee zijn gecorreleerd. Wij ontdekken dat, binnen een soort, eigenlijk alle trekgedrag gestuurd wordt door specifieke ecologische omstandigheden. Daarom kunnen wij in ons onderzoek niet direct op deze studie voortbouwen.”
Bronnen: Universiteit van Exeter, Nature Communications, Bebiodiversity