Hoe was de grootste vliegende vogel in staat om met zijn enorme gewicht van de grond te komen en in de lucht te blijven? Nieuw onderzoek geeft antwoord op die vraag.
Het fossiel van ’s werelds grootst vliegende vogel, Pelagornis sandersi, werd in 1983 gevonden in de Amerikaanse staat South Carolina. Het beest was zo gigantisch dat de paleontologen aan een schep niet genoeg hadden en er een graafmachine aan te pas moest komen. Op basis van de uiterlijke kenmerken van het dier concludeerden wetenschappers dat het moet hebben gevlogen. Maar hoe de vogel met zijn enorme gewicht kon opstijgen en in de lucht kon blijven, bleef een raadsel. Onderzoekers van de North Carolina State-universiteit hebben het mysterie nu weten te ontrafelen.
Zwevend zwaargewicht
Omdat de mega-vogel veel groter was dan de andere soorten die zijn gevonden, was het niet mogelijk de vleugels met elkaar te vergelijken om zo vast te stellen hoe het dier heeft gevlogen. De onderzoekers moesten daarom gebruikmaken van wiskundige modellen en een speciaal computerprogramma om dit te achterhalen.
De computersimulatie wees uit dat het dier te zwaar was om zich simpelweg af te zetten tegen de grond en met zijn vleugels te klapperen. Waarschijnlijk moest het beest van een heuvel afrennen om door de tegenwind omhoog te worden gehesen, net als een deltavlieger. Door zijn lange, dunne vleugels kon de vogel vervolgens in de lucht blijven zweven.
Recordwijdte
Het zwaargewicht had een spanwijdte van bijna 7,5 meter. Hiermee versloeg hij de vorige recordhouder Argentavis magnificens. Ook is de gigantische vogel twee keer zo groot als de koningsalbatros – de grootste vliegende vogel die vandaag de dag nog leeft.
Bronnen: PNAS, NESCent via EurekAlert!
Tekst: Naomi Jansen
Beeld: Liz Bradford