Fossielen van de kolossus Ingentia prima laten zien dat dinosauriërs zich op verschillende manieren konden ontwikkelen tot de grootste beesten ooit.
De grootste beesten die ooit over onze aardkloot hebben gelopen, zijn dinosauriërs zoals de Diplodocus en Brontosaurus. Deze meterslange, tonnen wegende giganten deden met hun tochten de aarde schudden. De recente ontdekking van een nog onbekende reus verandert de huidige ideeën over hoe de sauriërs zo groot konden worden. Het onderzoek, dat werd gepubliceerd in Nature Ecology & Evolution, leert onderzoekers meer over de evolutie van de dinosauriërs.
Lees ook: ‘Veel dino’s konden hun tong niet uitsteken’
Langnekken
De Sauropoda zijn plantenetende dinosauriërs, waaronder een aantal van de grootste die ooit op de aarde hebben rondgelopen zoals langnekken Diplodocus en Brontosaurus. Maar de ‘sauropoden’ waren niet altijd reuzen – hun verre voorouders waren behendige, twee-potige dieren, niet veel groter dan de doorsnee hond.
Deze kleine dino’s ‘verzamelden’ met de tijd (let wel: miljoenen jaren) allerlei eigenschappen, zoals een kleine schedel, een lange nek en staart, en snelle botgroei, die uiteindelijk de bizarre afmetingen van hun opvolgers mogelijk maakten.
Eerste der giganten
De langnekken waren vooral in het Jura (199 tot 145 miljoen jaar geleden) breed vertegenwoordigd. Onderzoekers dáchten dat deze ‘groei-eigenschappen’ daarom aan het begin van deze periode waren ontstaan, maar dat blijkt nu anders te liggen.
Het gaat om de ontdekking van een nieuwe kolossus, de Ingentia prima, wat ‘eerste gigant’ betekent. De vermoedelijk 10.000 kilogram wegende reus kon 10 meter lang worden en leefde tijdens het Trias in wat nu Argentinië is – 47 miljoen jaar vóór de Diplodocus en Brontosaurus.
De ontdekking van I. prima is volgens paleontoloog Anne Schulp (Naturalis Biodiversity Centre) een fijne aanvulling aan de basis van de stamboom van de langnekdino’s. “Het is een deel uit hun ontstaansgeschiedenis die we gráág beter in beeld krijgen”, vertelt hij. “Én een puzzelstukje in de richting van het antwoord op de grote vraag ‘hoe werden de langnekdino’s zo groot?’.”
Botten
De fossielen van de nieuwe kolossus werden gevonden in San Juan, een provincie in het noordwesten van Argentinië. Het team vond verschillende nekwervels, een schouderbot, en meerdere botten uit de poten en staart van het beest.
Er werd onder andere gekeken naar de groeipatronen in het bot, en naar de plaats, hoeveelheid en grootte van de “luchtzakken” (air sacs). “De ruimte die de air sacs innamen, is deels terug te puzzelen uit de vorm van de wervels”, legt Schulp uit. “Ze zorgden niet alleen voor gewichtsbesparing, maar speelden ook een rol in de ademhaling.”
Nieuw idee
De resultaten van de analyse dwingt onderzoekers hun beeld van de ontwikkeling van de giganten aan te passen. Zo dacht men onder meer dat stevige, rechte poten een must waren om zo groot te worden, maar de voorlopers van de sauropoden bleken op gebogen poten rond te struinen. Ook de verdikking van hun botten – ter versteviging – vond plaats in korte, snelle spurts, in tegenstelling tot de geleidelijke, continue verdikking die bij hun opvolgers.
“Ook bij de vroegste “echte” langnekken (‘sauropoden’), komen we al behoorlijk grote exemplaren tegen, groter dan we tot dusver dachten aan het eind van het Trias.”, vertelt Schulp. “Een aanpassing in de groeistrategie en al iets meer luchtzakken dan bij hun voorlopers spelen daar een rol bij.”
Bronnen: Nature Ecology & Evolution, Live Science, Gizmodo
Beeld: Jorge A. González
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!