Raadsel van zeilende stenen ontrafeld

KIJK-redactie

01 september 2014 13:00

In Californië leken keien uit zichzelf over de vlakte te bewegen. Hoe dit kon, was jarenlang een raadsel. Maar dit mysterie is nu opgelost.

Ruim zeventig jaar vormde de plek een geologisch raadsel: Racetrack Playa in Californië. Op die kurkdroge vlakte, in het noordwesten van Death Valley, bewegen de stenen schijnbaar uit zichzelf. Van kleine keitjes tot honderden kilo’s zware rotsblokken: achter elke steen loopt een meterslang spoor. Maar niemand heeft de stenen ooit in beweging gezien – tot nu. Afgelopen woensdag ontrafelden onderzoekers van de universiteit van Californië het raadsel. Ze hebben met behulp van time-lapse-fotografie en gps-metingen voor het eerst vastgelegd hoe de keien over de vlakte schuiven: dankzij ijs.

Laagje ijs

Death Valley mag dan een van de heetste plekken op aarde zijn, ’s nachts kunnen de temperaturen – net als in andere woestijngebieden – tot onder het nulpunt zakken. Zo raken de stenen ingesloten in een dun laagje ijs. Dat ijs breekt, door de wind, in tientallen meters grote fragmenten op. De wind is zo sterk dat de ijsfragmenten over een onderliggend laagje water worden geblazen en met stenen en al over de vlakte ‘zeilen’. De sailing stones schrapen daarbij met hun onderkant over de ondergrond, waardoor de sporen ontstaan.

Dat zeilen gebeurt niet het hele jaar door. Racetrack Playa bestaat uit kurkdroge kleipolygonen; er valt nog geen 5 centimeter neerslag per jaar. Maar die hoeveelheid is een gemiddelde. Soms regent het er jaren achtereen niet, en dan weer zet één winterse bui de hele vlakte blank. Afgelopen winter, vroeg in de ochtend, hadden de onderzoekers geluk: ze waren met meet- en opnameapparatuur aanwezig toen de stenen voor hun ogen begonnen te zeilen.

Wilde theorieën

Decennialang deden de wildste theorieën de ronde over de zeilstenen. Mensen of dieren zouden de stenen verplaatsen – maar voetafdrukken ontbraken, terwijl in de droge ondergrond sporen juist maandenlang zichtbaar blijven. Het werk van buitenaardse wezens dan, misschien? Wetenschappers dachten aanvankelijk dat dust devils (lokale stofhozen) de stenen verplaatsten – maar op een droge ondergrond is er veel te veel wrijving.

Daarom waren geologen er de laatste jaren al van overtuigd dat de bodem nat moest zijn. Eventueel zouden de stenen dan ook zónder ijs over de vlakte kunnen worden geblazen, door de wind. Maar de ijshypothese had een streepje voor, omdat er veel parallelle sporen zijn te zien. Als stenen samen in één ijsplak zitten opgesloten, is het logisch dat ze in dezelfde richting bewegen.

Bedenker van die ijshypothese was NASA-wetenschapper Ralph D. Lorenz, mede-auteur van het PloS One-artikel. Hij vergeleek de meteorologische omstandigheden in Death Valley met die op Saturnus-maan Titan: daar zijn ook zulke sporen te zien, en Titan is met ijs bedekt. Zo bedacht hij zijn theorie. Toch nog een beetje buitenaards, dus…

Bron: PloS One

Tekst: Gemma Venhuizen

Beeld: LgCharlot/CC BY-SA 3.0