Mensen, fruitvliegjes, courgettes en lieveheersbeestjes: allemaal hebben ze seks nodig om zich voort te planten. Maar waarom eigenlijk?
Een leuke evolutionaire puzzel: waarom bestaan er mannen? Er zijn immers ook soorten die zich zonder seks voort kunnen planten. Denk bijvoorbeeld aan aardbeienplanten (met lange uitlopers) en aan bepaalde soorten bacteriën. Toch is uit de aseksuele bacterie ergens gedurende de evolutie de man ontstaan. Maar waarom? Omdat kieskeurige vrouwtjes er zo voor kunnen zorgen dat ‘slechte’ genen uit een populatie worden gefilterd, zo lieten wetenschappers in een jarenlange studie zien.
Voor- en nadelen
De man brengt diverse voor- en nadelen met zich mee. Het belangrijkste nadeel is dat een soort met mannen minder nakomelingen produceert dan een soort zonder mannen. Dat zit zo: in de aseksuele soort kan ieder individu nakomelingen krijgen. In een seksuele soort is dat niet het geval. Er zijn twee individuen nodig om een kind te produceren, waardoor er minder jongen worden geboren.
Maar zoals gezegd: seks heeft ook voordelen. Een belangrijk voordeel is dat in een seksuele soort DNA wordt gerecombineerd. Een kind is dus altijd een beetje anders dan zijn ouders. Dit betekent dat de soort zich makkelijker kan aanpassen aan een veranderende omgeving en in zo’n milieu grotere overlevingskansen heeft. Bovendien zijn seksende soorten minder vatbaar voor erfelijke ziektes, doordat mutaties zich niet opstapelen, maar juist kunnen worden geëlimineerd.
Maar Britse wetenschappers hebben ook een ander voordeel getest. Doordat vrouwen een gezonde en aantrekkelijke partner kiezen, krijgen mannen met veel ‘slechte’ genen minder kans om zich voort te planten. Op die manier elimineren de vrouwen volgens de onderzoekers nadelige mutaties op een efficiënte manier uit de populatie.
Meelkevers
De wetenschappers testten hun theorie door gebruik te maken van meelkevers. Zeven jaar lang (meer dan 50 generaties) fokten ze de diertjes onder gecontroleerde omstandigheden. Sommige kevermannen ondervonden sterke seksuele selectie en werden met een groep van negentig bij slechts tien vrouwen gezet. Anderen ondervonden geen seksuele selectie en zaten in hun eentje bij één dame.
Na al die jaren waren de wetenschappers nog niet klaar; ze lieten de kevers nu paren met hun eigen broertjes of zusjes. De daaropvolgende generaties gingen ze verder met het fokken van deze ‘incest-generaties.’ De hypothese: de kevers die zware seksuele selectie hadden ondergaan, bezaten over betere genen en zouden meer generaties nageslacht kunnen produceren en het dus langer overleven.
En ja hoor; de kevers die jarenlang geen seksuele selectie hadden ondergaan legden allemaal binnen tien generaties het loodje. De kevers die wél seksuele selectie hadden ondergaan deden het een stuk beter en overleefden soms wel 20 generaties!
Bronnen: Nature, University of East Anglia via EurekAlert!
Beeld: University of East Anglia