Een verzameling van 184 miljoen jaar oude zoogdierfossielen schijnt licht op een belangrijke ontwikkeling in onze geschiedenis: het ‘inwisselen’ van veel jongen voor een groter brein.
Zoogdieren: ze (we) zijn harig en warmbloedig, krijgen een handjevol jongen die gevoed worden met melk, en hebben de grootste hersenen in het dierenrijk. Om te achterhalen waarom en wanneer dit soort aanpassingen zich hebben ontwikkeld, kijken paleontologen naar fossielen van onze voorouders.
Zo keken onderzoekers onlangs nog naar 184 miljoen jaar oude fossielen van een zoogdierachtige en haar minstens 38 pasgeboren jongen. De bijzondere ontdekking geeft aan wanneer zoogdieren minder jongen begonnen te krijgen en vervult zo een prachtig plekje in onze evolutionaire stamboom.
Lees ook: ‘Zoogdieren in dinotijdperk al divers’
Baby’s of brein
Vergeleken met bijvoorbeeld reptielen, krijgen zoogdieren relatief weinig nakomelingen. Die worden dan ook, in tegenstelling tot kleine reptieltjes, met grote zorg opgevoed om hun overleving te verzekeren. Het krijgen van veel jongen vergt veel energie. In theorie zou er dus, door minder gebroed op de wereld te zetten, energie ‘vrijkomen’ voor andere dingen: zoals het ontwikkelen van een groter brein.
Aanwijzingen voor precies die ‘inwisseling’ zagen de onderzoekers van de Universiteit van Texas bij de vondst van een moeder tritylodont – een groep zoogdierachtige reptielen – en haar minstens 38 jongen: véél meer dan huidige zoogdieren. De vondst is een bijzondere: fossielen van zoogdierembryo’s of pasgeboren diertjes zoals deze worden namelijk maar heel zelden gevonden.
Tritylodont Kayentatherium wellesi was een planteneter ter grootte van een doorsnee hond, en leefde zo’n 185 miljoen jaar geleden, aan het begin van het Jura, tussen de dinosauriërs. “De dieren waren waarschijnlijk al wel behaard en mogelijk zelfs al warmbloedig”, vertelt paleontoloog Dennis Voeten.
Tussenin
De fossielen van de zoogdierachtige, verborgen in steen, werden met behulp van CT-scans in beeld gebracht. Daaropvolgende analyses lieten zien dat de soort veel grotere broedsels had dan we in échte zoogdieren zien. “Daarbij leek de hersenvorm van de kleintjes al erg op die van de volwassenen”, vertelt Voeten. “Hun hersenvorm veranderde dus weinig tijdens de ontwikkeling tot volwassene – dat is bij echte zoogdieren wel het geval.”
Plekje in de tijd
Het belangrijkste van de ontdekking van deze nog-net-geen-echte-zoogdieren is volgens Voeten het tijdsbeeld. “Op basis van deze vondst weten we dat veel kenmerkende zoogdiereigenschappen van de hersenen en botontwikkeling waarschijnlijk pas na het vroege Jura zijn ontstaan”.
“Onderzoek naar de evolutie van zoogdieren en hun voorgangers trekt altijd veel aandacht, niet op de laatste plaats omdat dit iets over onze eigen evolutionaire oorsprong en geschiedenis verklaart”, besluit de wetenschapper.
Bronnen: EurekAlert!, Nature
Beeld: Hoffman en Rowe, 2018
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!