Een vleermuissoort kan zich oriënteren door te kijken naar hoe het licht verstrooit in de atmosfeer. Er is nog geen ander zoogdier bekend dat dit ook doet.
De vale vleermuis gebruikt het zonlicht als referentiepunt. Met de wijze waarop het zonlicht polariseert tijdens zonsondergang en -opkomst, kan de vleermuis zijn eigen kompas goed afstellen en zo de juiste richting bepalen. Dit hebben Stefan Greif (Queen’s University Belfast) en collega’s ontdekt door vleermuizen in verschillende hoeken ten opzichte van het licht te zetten, en vervolgens te analyseren in hoeverre ze zich konden oriënteren.
Op zoek naar voedsel
Vleermuizen gaan elke nacht op zoek naar voedsel. Hiervoor leggen ze soms wel honderden kilometers af; toch lukt het ze telkens om voor zonsopkomst weer thuis te komen. Hoe ze dat deden, was lange tijd een raadsel voor de wetenschap. Met echolocatie kunnen ze hooguit in een straal van 50 meter de omgeving analyseren, dus er moest iets zijn waarmee ze over langere afstanden konden navigeren. Dit ‘iets’ is de polarisatie van het zonlicht, zo blijkt nu.
Het is alleen niet bekend hoe de vleermuizen dit doen. Er zijn naast vleermuizen ook andere dieren die de polarisatie van het licht gebruiken als referentiepunt; vissen en vogels bijvoorbeeld. Deze dieren hebben speciale lichtgevoelige cellen in hun ogen waarmee ze de lichtverstrooiing kunnen waarnemen. Welke structuur de vleermuis hiervoor gebruikt, zal nog moeten worden onderzocht.
Bronnen: Nature Communications, Natural Environment Research Council via EurekAlert!
Tekst: Tom Gerrits
Beeld: Stefan Greif