Nieuw gevonden fossielen bewijzen dat deze insecten ongeveer zeventig miljoen jaar eerder leefden dan werd gedacht.
Ben je opzoek naar overblijfselen van zoetwateralgen in het noorden van Duitsland, stuit je op indrukwekkende fossielen van vlinders en motten (Lepidoptera). Dit gebeurde onlangs bij wetenschappers die vervolgens na grondig onderzoek concludeerden dat deze insecten al véél eerder, ongeveer zeventig miljoen jaar eerder, op de aarde rondfladderden dan werd gedacht.
Schubben
Met een sterk zuur hebben de onderzoekers het sediment – waarin de fossielen ‘gevangen’ zaten – opgelost. Het fossiele organische materiaal, in dit geval de vleugelschubben, is bestand tegen dit zuur en blijft bewaard. Aan de hand van het sediment en fossiele pollen hebben de wetenschappers kunnen afleiden in welk tijdperk de insecten leefden: ongeveer tweehonderd miljoen jaar geleden vlogen ze blijkbaar al rond tussen de eerste dinosaurussen.
Nadat het sediment was opgelost, legden de onderzoekers de fossielen onder de microscoop en onderzochten de schubben. Vlinders zijn over hun hele lijf en vleugels bedekt met schubben die als een soort dakpannen over elkaar heen liggen. De schubben van de fossielen waren hol. Dit is opmerkelijk, aangezien het type schub voorkomt bij vlinders die een proboscis – een roltong – hebben om voedsel binnen te krijgen.
Roltong
Vandaag de dag gebruiken vlinders hun tong om nectar uit bloemen te halen, maar tweehonderd miljoen jaar geleden bestonden er nog geen planten die op deze manier werden bestoven. In dat tijdperk bestond de flora voornamelijk uit bomen als dennenbomen. Deze planten bevatten kleverige druppels waar pollen aan konden blijven plakken. Tientallen miljoenen jaren later ontstonden er pas bloemdragende planten met nectar.
De onderzoekers denken dat de tong van de vlinders werd gebruikt om de kleverige druppels op te drinken. Het was in dat tijdperk namelijk erg droog en heet en de insecten moesten hun vochtbalans op peil houden.
Ook de holle schubben zouden hierin een rol kunnen spelen. “Het zou een aanpassing kunnen zijn aan het klimaat en kunnen dienen als een soort isolatie,” oppert Bas van de Schootbrugge, één van de onderzoekers aan de Universiteit van Utrecht, “maar huidige vlinders hebben ze nog steeds, dus deze functie is niet zeker.”
Dennis Voeten, paleontoloog aan de Palacký-Universiteit Olomouc in Tsjechië die niet betrokken is bij het onderzoek, zegt dat het ook gerelateerd kan zijn aan de noodzaak om zowel sterke als lichte vleugels te hebben. Dat is iets was huidige vlinders nog steeds nodig hebben. Aangezien holle schubben minder wegen, maar toch sterk zijn, zijn dit type schubben ideaal.
Ook dit is een hypothese, net als dat de tong werd gebruikt om de druppel op de zuigen. “Maar het is wel aannemelijk”, zegt Van de Schootbrugge. “Er bestaan vandaag de dag bijvoorbeeld ook motten die bloed zuigen. Al is dit wel echt een uitzondering.”
“Toekomstig onderzoek zal meer moeten uitwijzen”, zegt Voeten. “Wanneer er fossielen worden gevonden waarbij de proboscis bewaard is gebleven, kan er meer worden gezegd over de functie ervan in een wereld zonder bloemen.”
Overlevers
Dat de insecten dit klimaat hebben overleefd, betekent dat het sterke beestjes zijn. In het tijdperk waar de fossielen vandaan komen, heeft namelijk een grote klimaatverandering plaatsgevonden. Een hoop zee- en landdieren zijn hierdoor uitgestorven. Taaie rakkers dus, die vlinders.
Bronnen: The Guardian, Science Advances, The Washington Post
Beeld: Hossein Rajaei
Lees ook:
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!