Een stofje gemaakt door botcellen bepaalt mede de kans op nageslacht voor de man, zo lijken experimenten met muizen uit te wijzen.
Dat geslachtsorganen invloed uitoefenen op ons skelet was al bekend. Zo hebben vrouwen in de menopause, wanneer de geslachtshormoonproductie stil komt te liggen, meer kans op botontkalking. Maar dat botten op hun beurt ook weer invloed hebben op geslachtorganen, om precies te zijn op de teelballen van de man, is nieuw.
Het gaat hierbij om het uit botcellen afkomstige stofje osteocalcine. Dat bindt aan speciale receptors in de teelballen (in de zogenoemde Leydigcellen), waardoor het de testosteronproductie extra aanspoort. En meer testosteron betekent een betere ontwikkeling van zaadcellen en dus ook een betere vruchtbaarheid. Dat ontdekten Gerard Karsenty van de Columbia-universiteit en zijn collega’s.
Het bovenstaande effect werd onderzocht bij muizen. Mannetjes die een tekort aan osteocalcine hadden, kregen minder nakomelingen dan mannetjes die geen tekort hadden. Wanneer de mannetjes een gen moesten missen dat de functie van osteocalcine remt, kregen ze juist vaker nakomelingen.
De nieuw ontdekte osteocalcinereceptor in de muis bestaat ook in de mens, en de kans is groot dat osteocalcine bij ons eveneens invloed heeft op de vruchtbaarheid. Mutaties in het stofje of zijn receptor kunnen een mogelijke verklaring zijn voor onvruchtbaarheid bij mannen zonder duidelijke oorzaak.
Bronnen: EurekAlert!, Cell, University of Columbia
Beeld: Mikko Koponen/CC BY 2.0