Het is een bekend beeld: bomen en standbeelden die zijn aangetast door de zure regen. Maar waarom horen we hier tegenwoordig niks meer van?
In de jaren tachtig was het een van de belangrijkste milieuproblemen: zure regen. De zuurtegraad van de regen en de bodem waren zo hoog dat de gezondheid van de bossen eronder leed. De Duitse bodemonderzoeker Bernhard Ulrich wakkerde de paniek in 1983 verder aan: de bossen van West-Duitsland zouden op het punt staan af te sterven, ontdekte hij.
Aan banden gelegd
Maar wat is er met die zure regen gebeurd? Waarom horen we er niks meer van? Ten eerste kwam er beleid. Met name de uitstoot van zwaveldioxide en stikstofoxiden werd aan banden gelegd. In West-Europa daalde de uitstoot van deze verzurende stoffen in dertig jaar met respectievelijk 75 en 30 procent – en dat terwijl het autoverkeer en de industrie juist groeiden. Dat had effect.
Daarnaast moeten we constateren dat Ulrich nogal overdreef. Het grote ‘Waldsterben’, zoals hij het noemde, bleek meerdere oorzaken te hebben. Naast verzuring en bemesting speelden ook weersomstandigheden, ziektes, schimmels en insectenplagen een rol. Uiteindelijk viel het met die bossensterfte dus wel mee.
De verzuring is overigens sinds de jaren tachtig weliswaar afgenomen, maar niet uitgebannen. Het heeft de bossen wel degelijk veranderd. Zo vind je tegenwoordig brandnetels en bramen, waar eerder anemonen en korstmossen groeiden.
Deze vraag kon je vinden in KIJK 5/2018.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Laat hem via onderstaand formulier achter.
[contact-form-7 id=”141402″ title=”Vraag antwoord formulier”]
Tekst: Marlies ter Voorde
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!