Wetenschappers breken steeds later door

KIJK-redactie

12 november 2011 13:00

Albert Einstein

De leeftijd waarop wetenschappers hun belangrijkste ontdekking doen, wordt steeds hoger. Gemiddeld gebeurt dit nu pas op 48-jarige leeftijd.

“Iemand die op zijn dertigste nog geen grote doorbraak in de wetenschap heeft weten te bewerkstelligen, zal het nooit meer lukken.” Dat zei Albert Einstein aan het begin van de twintigste eeuw. In zijn tijd klopte dit nog, maar tegenwoordig is dat veranderd. Uit nieuw onderzoek dat gepubliceerd is in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences blijkt dat na 1905 steeds meer wetenschappers ouder dan veertig waren toen ze een belangrijke ontdekking deden.

Onderzoekers Benjamin Jones en Bruce Weinberg kwamen daarachter door 525 Nobelprijswinnaars scheikunde, natuurkunde en geneeskunde tussen 1901 en 2008 te bestuderen. Hieruit bleek dat het vóór 1905 normaal was om voor je dertigste een ontdekking te doen: 20 procent van de Nobelprijswinnaars brak voor zijn dertigste levensjaar door, 66 procent voor zijn veertigste.

Na 1905 veranderde dit. In 2000 won niemand onder de dertig nog de Nobelprijs en was slechts 19 procent onder de veertig. Op dit moment ligt de gemiddelde leeftijd waarop wetenschappers iets ontdekken op ongeveer 50 jaar voor natuurkunde en op 46 voor scheikunde en geneeskunde.

Hoe kan het dat de leeftijd zo ver naar boven is verschoven? Volgens de onderzoekers is een belangrijke reden hiervoor dat er tegenwoordig veel meer kennis is. Hierdoor moeten wetenschappers langer leren voordat ze hun hoogste graad halen. Daarnaast werden vroeger prijzen gewonnen met theoretisch werk, maar ligt de nadruk nu meer op experimenteel werk. En belangrijke onderzoeken in die hoek kosten nou eenmaal meer tijd.

Bronnen: PNASThe Ohio State University via PhysOrg.com, CNN