Zeeotter ‘lekt energie’ om warm te blijven

Karlijn Klei

12 juli 2021 14:59

zeeotter

Volgens onderzoekers zet de zeeotter, om zijn temperatuur op peil te houden, een groot deel van zijn voedsel haast direct om in warmte.

Veel zeezoogdieren hebben een dikke blubber- of vetlaag om in de koude wateren waarin ze leven toch een beetje warm te blijven. Een uitzondering is de zeeotter, een van de zwaarste van zijn familie (de marterachtigen), maar een slanke den naast een zeeleeuw of walrus. Het is de uitzonderlijk dikke, waterafstotende vacht waarmee de zeeotter zijn temperatuur op peil houdt. Én, zo schrijven onderzoekers onlangs in vakblad Science, ook het bijzonder ‘inefficiënte’ metabolisme van het dier draagt een steentje bij.

Lees ook:

Snelle stofwisseling

Hoewel zeeotters relatief de dichtste vacht in het dierenrijk hebben (lees: de meeste haartjes per oppervlak), is dat volgens onderzoekers niet voldoende om de dieren in het ijzige water rond bijvoorbeeld Alaska – waar veel zeeotters leven – op temperatuur te houden.

Eerder onderzoek suggereerde al dat het hoge basale metabolisme van de zeezoogdieren voor de extra warmte zou kunnen zorgen. Dat is het energieverbruik in rust; de stofwisseling die nodig is om de minimale hoeveelheid energie te leveren die noodzakelijk is voor de primaire levensprocessen van een organisme, zoals ademhaling en hartslag.

De stofwisseling van zeeotters draait pakweg driemaal zo rap als dat van een ‘normaal’ zoogdier van zijn grootte. Alleen een handjevol kleine muissoorten heeft een snellere stofwisseling.

Spierweefsel

Maar welke weefsels die ‘extra’ energie gebruikten, en hoe dat voor extra warmte zorgde, was onduidelijk. De onderzoekers achter de nieuwe studie zoomden daarom in op het levende spierweefsel van de noordelijke en zuidelijke zeeotter (Enhydra lutris kenyoni en nereis).

Door de kijken naar het zuurstofverbruik, dat nodig is bij de ‘verbranding’ van voedsel in het lichaam, ontdekte het team het antwoord bij de mitochondriën in de spiercellen. Mitochondriën zetten de energie uit gegeten voedsel om in bruikbare pakketjes energie door actief protonen te verschepen. Die energierijke moleculen (adenosinetrifosfaat, kortweg ATP) worden gemaakt als de protonen terugstromen, en worden vervolgens ingezet om bijvoorbeeld de spieren de pep te geven om te bewegen.

Maar bij zeeotters wordt er met net zoveel protonen veel minder ATP gemaakt. Dat zorgt ervoor dat de spieren zonder (veel) te bewegen toch warmte produceren.

‘Verloren energie’

Zoals bij een inefficiënte lamp, die razendsnel gloedheet wordt, gaat er bij zeeotters dus eigenlijk een groot deel van de energie uit hun maaltijd ‘verloren’ aan warmte. De keerzijde van het mechanisme is dat het ‘stoken’ zoveel energie kost dat de dieren flink moeten dooreten. Ze zouden dagelijks tot wel 25 procent van hun massa aan voedsel naar binnen moeten werken. Maar – ze blijven dan wel lekker warm.

De onderzoekers denken dat zeeotters en andere zeezoogdieren dergelijke eigenschappen ontwikkelden toen hun terrestrische voorouders pakweg 50 miljoen jaar geleden (terug) het water in kropen. Of dat werkelijk het geval is, moet vervolgonderzoek uitwijzen.

Bronnen: Science, EurekAlert!

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!