KIJK-lezer Laurens Boer vraagt zich af waarom korte ritjes met een koude motor zo slecht zijn.
Een brandstofmotor is ontworpen voor een bepaalde bedrijfstemperatuur, zegt Ton Mekel, docent Verbrandingsmotoren aan de Hogelschool Arnhem en Nijmegen. Hij werkt het best als het blok bijvoorbeeld een temperatuur van 80 graden Celsius heeft en de zuigers tot 130 graden Celsius zijn opgewarmd. De afdichting en de speling zijn dan optimaal.
Bij een koude motor kunnen bijvoorbeeld de lagers en de zuigerveren niet goed omgaan met de druk die erop wordt uitgeoefend en zullen ze sneller slijten. Die slijtage wordt nog eens versterkt als een motor langer dan een uur of twee stil staat. Alle assen zakken dan naar het laagste punt in de lagering, waardoor de dunne laag olie ertussenuit wordt gedrukt. Wanneer je de motor daarna weer start, maakt het metaal van de assen contact met het metaal van de lagers.
Een ander punt is het brandstofverbruik. Alle chemische reacties lopen nu eenmaal beter op hogere temperaturen dus zolang de motor nog niet op bedrijfstemperatuur is, verloopt verbranding niet goed en rijdt je minder zuinig.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijk.nl!