Altaeros Energies, een spin-off van het MIT, heeft een opblaasbare windturbine ontwikkeld die heel gemakkelijk overal in te zetten is.
Het ding heet de Buoyant Airborne Turbine (BAT) en het is een soort donut met een doorsnede van een meter of tien en een ingebouwde propeller. Door de staartvlakken draait de met helium gevulde ‘ballon’ zich automatisch op de wind. Het zit met stevige kabels verankerd aan een basisstation, waarvan de bovenkant met de ballon mee kan draaien. Bovendien kan het de vlieghoogte van de turbine automatisch aanpassen aan de weersomstandigheden.
Het voordeel van de BAT is dat hij vrij gemakkelijk, snel en overal ter wereld inzetbaar is. Bovendien kan de turbine op meer dan 300 meter hoogte worden gehangen, waar de wind niet alleen krachtiger, maar ook veel regelmatiger is. Ter vergelijking: de grootste windturbine van dit moment, de Vestas V164-8.0-MW, staat bij een testcentrum in Denemarken en is 140,2 meter hoog. De uiteinden van de bladen zwaaien bijna 210 meter hoog door de lucht.
Volgens het bedrijf kan de BAT op de geplande 300 meter hoogte twee keer zoveel stroom opwekken dan ‘normale’ turbines van vergelijkbare afmetingen. Eén zwevende turbine zou dan genoeg elektriciteit kunnen leveren voor meer dan twaalf huishoudens. Die betalen met omgerekend 13 eurocent per kilowattuur weliswaar 3 cent meer dan een gemiddeld Amerikaans huisgezin, maar dat is nog steeds heel goedkoop. In afgelegen gebieden, waar stroom met dieselaggregaten moet worden opgewekt, kan de prijs namelijk oplopen tot 72 eurocent per kilowattuur.
De relatief lage energieprijs, in combinatie met het feit dat zo’n BAT als een platform kan dienen voor doorgifte van internet of mobiele telefonie, kan het toch interessant maken. Inmiddels heeft het bedrijf een subsidie gekregen van de Alaska Energy Authority. Met die 1,3 miljoen dollar (940.000 euro) gaat Altaeros de komende maanden een duurproef doen bij Fairbanks.
Bronnen: Altaeros Energies, New York Times, Wired
Beeld: Altaeros Energies