Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Ze zijn diehards: planten en dieren die al miljoenen jaren nauwelijks veranderd zijn. Vijf opvallende voorbeelden van levende fossielen.
Een fossiel is een versteend overblijfsel van een organisme dat lange tijd geleden is doodgegaan, vaak zelfs uitgestorven. Maar er zijn soorten waarvan miljoenen jaren oude fossielen bestaan èn die nog steeds springlevend zijn. Die dieren, die er nog praktisch identiek uitzien als hun oeroude voorgangers, noemen we levende fossielen. Dit zijn vijf van de meest beroemde diehards.
Lees ook:
1) Ginkgo biloba – 248 miljoen jaar
De Ginkgo biloba of Japanse notenboom is de enig overgebleven soort van dit geslacht bomen dat al 248 miljoen jaar geleden op aarde groeide. Hij komt oorspronkelijk uit China maar is niet meer in het wild bekend; alle huidige bomen zijn gekweekt.
Niet alleen zijn voorouders zijn stokoud, de boom zelf kan er ook wat van; van sommige exemplaren beweert men dat ze wel 2500 lentes tellen. De vreemde naam is ontstaan door een spelfout bij het beschrijven van de soort: het Japanse Ginkyo betekent zilveren abrikoos. Het woord ‘biloba’ betekent ’twee lobben’ en verwijst naar de aparte vorm van de bladeren.
2) Coelacanth – 400 miljoen jaar
Lange tijd dachten biologen dat Coelacanthen, kwastvinnige vissen, al 66 miljoen jaar geleden waren uitgestorven. Maar in 1938 vingen vissers voor de kust van Zuid-Afrika een exemplaar dat de aandacht trok van de curator van een natuurhistorisch museum. Zij stuurde een foto naar een bevriende vissendeskundige en die stuurde haar een inmiddels beroemde telex die hierop neerkwam: HEEL BELANGRIJK – BEWAREN. De vondst zorgde voor grote opwinding onder wetenschappers – een dood gewaande oervis kwam weer tot leven. Zestig jaar later werd nog een tweede soort Coelacanth ontdekt, opnieuw op een vismarkt, dit keer in Indonesië.
Coelacanthen zien er nog bijna hetzelfde uit als versteende resten van dezelfde orde die van 400 miljoen jaar terug dateren en sindsdien dus honderden miljoenen jaren lang in de oceaan hebben geleefd. Coelacanthen kunnen zelf ook oud worden, tot wel zestig jaar.
De nog levende exemplaren zijn groot, tot wel 2 meter. Ze evolueren nog steeds, maar tergend langzaam. De vissen hoeven zich ook niet zo nodig aan te passen, want in de diepzee hebben ze maar weinig last van vijanden. Zo bleven ze ook zo lang verborgen voor de mens.
3) Nautilus – 450 miljoen jaar
De Nautilussen zijn ontstaan in het Ordovicium, rond 450 miljoen jaar geleden. Deze inktvisachtigen stammen af van het grootste dier dat toen op aarde voorkwam, Cameroceras: een weekdier met acht armen dat leefde in een lange rechte schelp van zes tot tien meter lang. Daarna veranderde die schelp van vorm, wat leidde tot een explosie aan verschillende soorten Nautilussen rond 200 miljoen jaar geleden.
Tegenwoordig leven er nog zes algemeen erkende soorten van de Nautilus in het zuidwesten van de Grote Oceaan. Ze lijken allemaal uiterlijk sterk op hun voorouders. De Nautilus is de enige inktvisachtige waarvan de schelp aan de buitenkant van het lijf zit; het dier leeft in de buitenste ‘kamer’ van zijn gedraaide kalkskelet. De segmenten van zijn ‘huisje’ zijn met elkaar verbonden door een buis, waardoor water en gas kunnen stromen. Het weekdier beweegt zich voort door water in te nemen en door een sifon (een soort trechter) uit te ‘spugen’, net als zijn veelarmige soortgenoten.
4) Degenkrab – 450 miljoen jaar
Degenkrabben zijn eigenlijk geen krabben maar gifkaakdragers (chelicerata, een onderstam van de geleedpotigen waartoe ook spinnen behoren). De oudste gevonden fossielen van degenkrabben zijn 450 miljoen jaar oud. Tegenwoordig zijn er nog vier soorten in leven, waarvan er drie te vinden zijn in Zuidoost-Azië en eentje aan de Amerikaanse Atlantische kust.
Behalve om hun prehistorische uiterlijk en afkomst zijn ze ook beroemd om hun bijzondere manier van voortplanten. In het broedseizoen aan het eind van de lente stijgen ze massaal op van de bodem van de oceaan om in ondiep water te paren. De mannetjes wachten op de vrouwtjes, waarna ze in een soort ‘treintje’ het strand op lopen waar het vrouwtje in een ondiepe kuil haar eitjes legt, die de mannetjes achter elkaar bevruchten.
5) Cyanobacteriën – 3,5 miljard jaar
Met de oudste nog levende fossielen maken we een enorme sprong terug in de tijd. Cyanobacteriën of blauwalgen kwamen namelijk al 3,5 miljard jaar geleden ten tonele. Onvoorstelbaar oud als je bedenkt dat de aarde zelf 4,5 miljard jaar geleden ontstond.
Deze eencellige organismen deden als eerste aan fotosynthese: ze zetten zonlicht om in energie, waardoor er voor het eerst zuurstof vrijkwam in de atmosfeer. Dat maakte het aardoppervlak geschikt voor het ontstaan van meercellig leven. Eigenlijk hebben we dus ons bestaan aan hen te danken.
Cyanobacteriën zijn nog steeds alomtegenwoordig op aarde. Niet alleen in zout en zoet water, ook in de grond, op rotsen en bomen. Ze kunnen onder extreme omstandigheden leven, zoals bij de black smokers op de oceaanbodem.
Als levende fossielen kun je ze vinden in stromatolieten. Deze gesteentes ontstaan doordat dunne laagjes van microbacteriën sediment opvangen en zo steeds laagje voor laagje bol- en knolvormige structuren vormen. Sommige stromatolieten groeien nog steeds, vaak in extreem zoute omgevingen zoals in Shark Bay in West-Australië.
Bronnen: Nature, Natuurinformatie, Washington Post, National Geographic, PubMed, University of California, Government of Western Australia