KIJK-hoofdredacteur Inge Fraters over haar fascinatie voor alles wat met epigenetica te maken heeft.
Het allereerste artikel dat ik als eindredacteur corrigeerde voor KIJK, eind 2008, ging over epigenetica: de mechanismen die ervoor zorgen dat specifieke genen wel of niet ‘aan’ staan. Ik bracht het verhaal zo goed en aantrekkelijk mogelijk voor het voetlicht en leerde al doende over een intrigerend wetenschappelijk onderwerp. In een notendop de ingrediënten die KIJK voor mij zo ontzettend tof maken.
Zo’n eerste samenzijn met een nieuwe liefde blijft je scherp bij. Het slaat een soort piketpaaltje in je brein. Honderden nieuwe intrigerende artikelen passeerden na ‘mijn’ eerste KIJK-verhaal de revue, maar ik blijf extra gespitst op alles wat met epigenetica te maken heeft. Het is op een of andere manier persoonlijk geworden.
Gretig las ik dus het grote overzichtsartikel over epigenetica van Ronald Veldhuizen. Sinds 2008 is er veel gebeurd. We weten nu niet alleen welke mechanismen genen ‘aan’ of ‘uit’ zetten, maar ook steeds beter hoe dat werkt voor steeds meer celtypen. En zelfs wat we zouden moeten doen om zélf een gen in of uit te schakelen. In het lab lukt dat al met verrassende precisie, dankzij, zo staat er te lezen “moleculen die als een doelzoekende raket op een stukje DNA afgaan”. Fascinating stuff.
Nu heb ik, net als iedereen, meer piketpaaltjes in mijn brein. Onderwerpen die ‘van mij’ zijn en waarop ik door mijn achtergrond of interesse eerder aansla dan iemand anders. Vrolijke zaken zoals Citroen 2CV’s of zeeotters. Maar ook droevige dingen. Zoals alzheimer. Dat woord komt drie keer voor in het verhaal, zo viel me op.
Waarom dat relevant is? Omdat dát is wat epigenetica zo hoopvol maakt. Stel dat we ooit de aan- en uitschakelaars van alle stukjes DNA kennen, en die niet alleen in het lab maar óók in de juiste cellen in ons lijf weten om te zetten… Wie weet kunnen we dan ziektes genezen die nu nog ongrijpbaar zijn – en voor veel mensen maar al te persoonlijk.
Deze column vind je ook terug in KIJK 9/2015.