Waarom vroeger zoveel dieren sabeltanden hadden – en nu niet meer

Sterre Roosen

14 januari 2025 17:00

smilodon met sabeltanden

Een reconstructie van Smilodon populator. Beeld: Charles Robert Knight/American Museum of Natural History.

Nieuw onderzoek verklaart waarom sabeltanden meerdere keren ontstonden in de evolutie – en waarom ze verdwenen.

Sabeltanden, die een aantal prehistorische dieren hun angstaanjagende uiterlijk bezorgden, zijn in de evolutie meerdere keren afzonderlijk verschenen. Nieuw onderzoek onthult waarom deze tanden keer op keer opdoken en hoe ze hun eigenaars eerst een voorsprong gaven, maar daarna fataal werden.

Lees ook:

Alwéér?

In de prehistorie werden verschillende roofdieren gekenmerkt door hun uitzonderlijk lange, scherpe hoektanden die vaak licht gebogen en afgeplat waren. Deze sabeltanden verschenen voor het eerst zo’n 265 miljoen jaar geleden bij de Gorgonopsia, een groep reptielachtige roofdieren, en zijn daarmee ouder dan dinosauriërs. De meest bekende én meest recente diersoort met deze eigenschap was Smilodon, de sabeltandtijger die tot ongeveer tienduizend jaar geleden leefde.

Wat sabeltanden extra bijzonder maakt, is dat ze onafhankelijk meerdere keren in de evolutie verschenen. Ze doken op in minstens vijf verschillende groepen roofdieren, die niet aan elkaar verwant waren, en dat is uniek. Een groep onderzoekers van de Universiteit van Bristol (VK) deed onderzoek naar hoe dat heeft kunnen gebeuren.

Fragiel

Het team analyseerde de vorm van de tanden van 95 vleesetende diersoorten, waarvan 25 met sabeltanden. In vergelijking met normale roofdiertanden, zijn sabeltanden vaak langer, platter en licht gebogen, met veel variatie tussen diersoorten. De onderzoekers 3D-printten kleine versies van de sabeltanden en voerden punctietests uit op gelatine met dezelfde dichtheid als dierlijk weefsel.

De snijtanden van een leeuw vergeleken met verschillende uitgestorven sabeltanddieren. Beeld: Tahlia Pollock.

Uit dit experiment bleek dat sabeltanden minstens vijftig procent minder kracht nodig hadden om door weefsel te bijten dan ‘gewone’ tanden. Dit gaf de sabeltandroofdieren een grote voorsprong bij het jagen op grote, trage prooien uit die tijd, zoals mammoeten. De tanden waren ideaal voor een snelle, fatale beet waarmee ze concurrerende roofdieren overtroffen. Volgens de onderzoekers is dit voordeel de reden dat sabeltanden meerdere keren onafhankelijk zijn opgedoken in verschillende diersoorten.

De efficiëntie kwam, jammer genoeg voor deze sabeltandroofdieren, met een nadeel: de tanden waren mede door hun lengte en platheid relatief fragiel, en braken gemakkelijk bij verkeerd gebruik. Dit wordt bevestigd door meerdere Smilodon-fossielen met gebroken tanden.

Baas boven baas

Hoewel sabeltanden keer op keer evolueerden, veranderde de specialisatie uiteindelijk in een zwakte. Naarmate ecosystemen veranderden en megafauna zoals mammoeten verdwenen, konden sabeltandroofdieren zich niet aanpassen aan kleinere, wendbare prooien. Roofdieren met veelzijdigere tanden, vergelijkbaar met die van moderne katachtigen, namen hun plekje bovenaan de voedselketen in.

Het ontbreken van megafauna is volgens paleontoloog Julie Meachen, niet betrokken bij de studie, de reden dat er tegenwoordig geen sabeltandroofdieren meer bestaan of opnieuw evolueren. “De prooi is er simpelweg niet”, vertelde ze New Scientist.

Bronnen: Current Biology, New Scientist, The Conversation

cover kijk 2-2025

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK! 

Reageren? Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Meest gelezen

Bestel nu!