Hatelijke opmerkingen, bedreigingen en intimidaties: ook wetenschappers krijgen ermee te maken. Deze week werd bijvoorbeeld bekendgemaakt dat tussen november 2022 en december 2023 er voor 59 wetenschappers of stafleden van universiteiten beveiligingsmaatregelen zijn genomen.
Uit onderzoek van KIJK bleek eerder dit jaar al dat een derde van alle wetenschappers in de afgelopen drie jaar wel eens bedreigd is. Wat is de impact van deze heftige uitingen? Wij vroegen het een aantal bedreigde wetenschappers. Eén ding is zeker: “Je moet stevig in je schoenen staan om dreiging een beetje te kunnen overleven.”
‘‘Mijn dood komt snel, binnen twee jaar, uitgezaaide darmkanker. Maar ik heb mezelf één ding beloofd: jij gaat eerder dan ik.”
“Drie kogels door dat dikke lijf.”
“De moffen hebben vergeten om jouw hele bloedlijn af te voeren en te dumpen in de Kennemerduinen.”
Bovenstaande dreigementen zijn maar een greep uit de verwensingen die wetenschappers naar hun hoofd geslingerd hebben gekregen. En dat ze indruk maken, merken we ook op de redactie van KIJK. Bij het schrijven van artikelen vragen deskundigen ons na afloop vaak om bepaalde uitspraken niet in het stuk op te nemen. Die kunnen namelijk tot intimidaties en bedreigingen leiden.
Wij vroegen ons dan ook af hoeveel onderzoekers de laatste paar jaar te maken hebben gekregen met bedreigingen, welke impact die op hen hadden, en of ze weten waar ze terechtkunnen als ze zich onveilig voelen. Om dat te achterhalen, zetten we een enquête uit; daaruit bleek dat een derde van alle wetenschappers in de afgelopen drie jaar wel eens bedreigd is. De uitgebreide resultaten van het onderzoek lees je in KIJK 2/2024.
Daarnaast willen we graag het persoonlijke verhaal vertellen van een aantal wetenschappers die zijn geïntimideerd of bedreigd. In dit artikel krijgen zij een podium.
‘Schizofrene kop’
Wat hebben een gedragsbioloog, een weefselonderzoeker en een kinderlongarts gemeen? Het is niet het begin van een flauwe grap, maar een serieuze vraag met een serieus antwoord: allemaal hebben ze te maken gehad met dreigementen en intimidatie. Waar de een ze ontvangt na een mediaoptreden, krijgt de ander het zwaar te verduren na het publiceren van nieuwe onderzoeksresultaten.
Weefselonderzoeker Henry Dijkman en gedragsbioloog Claudia Vinke vallen in de tweede categorie. “Ik plaats veel op social media over lopende onderzoeken binnen mijn vakgebied”, zegt Dijkman, die aan de HAN University of Applied Sciences de risico’s van siliconen borstimplantaten bestudeert. “Daar krijg ik altijd wel negatieve reacties op. In de trant van: wanneer stop je eens met deze onzin en onruststokerij?” Daarnaast ontvangt Dijkman berichten van onderzoekers en fabrikanten die het niet eens zijn met zijn bevindingen. Daarin zetten ze hem onder druk en beschuldigen ze hem van zakkenvullen en oplichterij. “Terwijl ik nooit een cent heb verdiend aan dit onderzoek.”
Vinke, die hondengedrag bestudeert aan de Universiteit Utrecht, ondervindt in haar vakgebied hetzelfde. “Vandaag de dag moet je uitermate voorzichtig opereren als je het bijvoorbeeld over sociaal gedrag van honden hebt. Dat komt doordat de dieren meer dan ooit worden gezien als een familielid. Als je dan iets publiceert over sociale structuren bij de hond, zien hondenbaasjes dat al snel als een persoonlijke aanval en word je weggezet als een onderzoeker die niet meer van deze tijd is.” Zodra de universiteit een persbericht naar buiten brengt waarin Vinke en collega’s nieuwe onderzoeksresultaten over de sociale organisatiestructuur van honden delen, kunnen ze nare mails verwachten.
“Een keer zijn we zelfs door complete stichtingen bestookt met mails, omdat ze vonden dat onze bevindingen hen in een kwaad daglicht zetten. Verder werd ik een keer als deskundige opgevoerd in de krant. Daarna werd ik op Facebook uitgemaakt voor ‘dat wijf met die schizofrene kop dat allerlei onzin uitkraamt’. ‘Heks’ komt ook geregeld voorbij. Vaak worden er van die typische vrouwenscheldwoorden gebruikt.”
De kinderlongarts – die graag anoniem wil blijven – wordt niet zozeer lastiggevallen door boze burgers of groeperingen, als wel door bedrijven. “Ik ben gestalkt naar aanleiding van een publiekelijk toegankelijk bericht op internet dat over vapen (een e-sigaret roken, red.) ging.”
Een werknemer van een tabaksproducent belde het ziekenhuis waar de arts werkt met het verzoek hem te spreken. Ook vroeg de man om onderbouwing van de uitspraken over vapen. Daar is het ziekenhuis in beide gevallen niet op ingegaan. “Maar hij bleef mij maar benaderen en druk uitoefenen, terwijl hij heel goed weet dat er schadelijke effecten van vapen zijn.” Hij drong er bijvoorbeeld op aan om de informatie te verifiëren. “Ik vond het erg bijzonder dat er naar aanleiding van een nette online tekst op werd aangedrongen dat ik liet zien waar ik de informatie vandaan haalde.”
De arts merkt overigens op dat deze bedrijven altijd bellen en nooit mailen, omdat er dan niks zwart op wit staat. “Daar is over nagedacht.”
Afwijkende meningen leiden tot bedreigingen
Maar hoe haalt iemand het in zijn hoofd om überhaupt wetenschappers te intimideren en bedreigen? “Wat er precies omgaat in deze mensen is lastig te onderzoeken”, zegt Jan-Willen van Prooijen, sociaal psycholoog aan de Vrije Universiteit Amsterdam. “Maar de grote gemene deler is wat we binnen de psychologie ‘dogmatische intolerantie’ noemen. Dus intolerantie voor meningen die afwijken van die van hen.”
Als een wetenschapper in de krant of op televisie iets zegt wat niet in het straatje van iemand past, dan kan diegene daar heel kwaad om worden. En dan is een haatmailtje of een bericht via social media zo verstuurd. Van Prooijen heeft dan ook het idee dat dat vaak in een opwelling gebeurt. “Die mensen moeten stoom afblazen. Ze hebben een heel sterk gevoel van morele verontwaardiging: hun visie is juist, die van een ander is fout. En dat willen ze laten weten ook.”
Waarom de ene persoon het bij gemopper houdt en de ander ervoor kiest om een dreigmail te sturen, weet Van Prooijen niet. Wel geeft hij aan dat de mensen die snel kwaad worden om een ‘verkeerde’ mening vaak uit de extreemlinkse of -rechtse hoek komen. “Ze hebben de sterke behoefte om zich gehoord te voelen en ergens hun stempel op te drukken.”
De sociaal psycholoog, die onderzoek doet naar complotdenkers, krijgt zelf ook geregeld mails of belletjes van boze mensen. “Vaak ontvang ik die nadat ik iets in de media heb gezegd over complotdenkers. Het tumult houdt een à twee weken aan, daarna is het klaar. Ik heb nog niet meegemaakt dat mensen op mijn stoep stonden, dus bij mij valt het nog mee.”
Verlaagde drempel
Toch kan Van Prooijen zich de eerste keer dat hij zo’n haatmail kreeg goed herinneren. “Ik schrok er heel erg van en ik heb ook een keer aangifte gedaan. Tegenwoordig lees ik alleen de eerste zin van een mail en als ik al weet waar het heengaat, klik ik op ‘delete’. Je moet als wetenschapper nu eenmaal een dikke huid hebben.”
Dat beaamt Dijkman. Toen hij zich net had toegelegd op siliconenonderzoek, stuitte hij op erg veel weerstand en negatieve opmerkingen. “Daar werd ik zenuwachtig en gestrest van. Ik nam het ook mee naar huis, waar mijn familie zich begon af te vragen of dit het allemaal wel waard was.”
Volgens Vinke heeft de komst van social media het voor mensen makkelijker dan ooit gemaakt om hun zegje te doen. “Vroeger hadden mensen ook wel meningen”, zegt de gedragsbioloog, “maar die werden niet per se gehoord. Social media hebben de drempel verlaagd om wetenschappers te bedreigen.” En die uitlatingen doen wat met de gedragsbioloog. “Ik kan daar wel een paar dagen mee zitten, ja.” Na een mediaoptreden opent ze liever haar mail of social media niet.
Vinke is er bovendien voorzichtiger door geworden, al helemaal wanneer ze college geeft. “Ik ben altijd op mijn hoede of er niet toevallig een student tussen zit die met zijn of haar telefoon een opname van mij maakt. Zo’n filmpje kan namelijk op social media een heel eigen leven gaan leiden en compleet uit zijn verband worden gerukt.” De gedragsbioloog doet niet aan zelfcensuur; ze blijft doorgaan met haar onderzoek en blijft colleges geven over precaire onderwerpen. “Ik vind dat dat moet.”
Ook de kinderlongarts legt zich geen zelfcensuur op. “Wel vraagt de communicatieafdeling van het ziekenhuis waar ik werk of ik me niet zo sterk wil uitdrukken als ik zelf zou willen.” Het ziekenhuis staat wel achter de visie die de arts uitdraagt, maar “wil niet allerlei instanties of organisaties tegen de schenen schoppen”. De tabaksindustrie heeft immers veel meer geld dan het ziekenhuis om goedbetaalde advocaten in te schakelen, mochten de uitspraken van de kinderlongarts of collega’s leiden tot een rechtszaak. “Dus er is automatisch een soort van zelfcensuur ontstaan bij de communicatieafdeling.” Hij denkt zelf overigens dat de tabaksindustrie niet snel juridische stappen zal nemen, want dat leidt tot negatieve publiciteit voor henzelf.
Steun van buitenaf, bijvoorbeeld vanuit de universiteit waar je werkt, vindt Dijkman heel belangrijk. “Zolang je met je onderzoek binnen de gebaande paden blijft, is er niets aan de hand. Maar als je onderzoek ook maar een beetje controversieel wordt, krijg je heel veel weerstand. Als je je dan niet gesteund voelt, durf je eigenlijk niets meer te zeggen.”
Dijkman heeft gemerkt dat hij minder negatieve en intimiderende reacties krijgt nu hij meer publiceert over lekkende siliconen en daardoor steeds meer wetenschappers achter zich heeft. En sinds het onderwerp recentelijk veel aandacht krijgt op social media, krijgt hij vaker bijval. “Dus als je eenmaal door de meeste ellende heen bent, komt het allemaal wel goed. Maar niet alle onderzoekers redden dat. Je moet stevig in je schoenen staan om dreiging een beetje te kunnen overleven.”
Onrechtvaardig
De wetenschappers zijn het in elk geval over één ding eens: ze laten zich niet uit het veld slaan door intimidatie en bedreigingen. “Ik ben er alleen maar fanatieker door geworden”, vertelt de kinderlongarts. Dit geldt ook voor Vinke en Dijkman. “Ik heb van dichtbij gezien wat voor ellende siliconen borstimplantaten kunnen geven”, zegt die laatste. “Die mensen helpen geeft mij zoveel energie – dat weegt op tegen alle hatelijke uitingen die ik krijg.”
De geïnterviewden kunnen er met hun verstand niet bij dat onderzoekers worden belaagd. “Mensen die wetenschappers bedreigen, trekken de feiten in twijfel”, zegt de kinderlongarts. “En als je daaraan begint, is het hek van de dam.”
Dijkman sluit zich hierbij aan. “Er zijn zat mensen die uit hun nek kletsen, maar een wetenschapper probeert zo objectief mogelijk en met sluitend bewijs duidelijk te maken dat er iets aan de hand is. Als die al haat en bedreigingen over zich heen krijgt, wie kan er dan nog wat zeggen?”
Dit artikel en de resultaten van het onderzoek staan ook in KIJK 2/2024. Bestel deze editie in onze webshop, of eenvoudig via de knop hieronder.
Tekst: Naomi Vreeburg & Laurien Onderwater
Beeld: iStock/Getty Images/Shutterstock/Bert van den Broek