Groningen wordt al jaren geplaagd door aardbevingen als gevolg van de gaswinning. Ze ontstaan doordat de druk in de grond minder wordt. Maar waarom, zo vraagt Ton van Vliet zich af, wordt er na de gaswinning geen zeewater in de grond gepompt? De druk in de grond blijft dan gelijk en je kunt al het gas eruit halen dat erin zit.
Op zich is het idee van Ton niet slecht. Het gas bevindt zich in poriën van zandsteen; als water in een spons. Als het gas verdwijnt, neemt de druk af en klinkt de zandsteenlaag in door het gewicht van het bovenliggende gesteente. Dat leidt tot verzakkingen en aardbevingen. Als je het gas in de poriën tijdens de winning door water vervangt, gaat dat de drukafname en dus ook de aardbevingen tegen, zou je denken.
Helaas heeft water een minder prettige eigenschap: als het in de breuk terechtkomt, gaat deze makkelijker schuiven. Het water verhoogt namelijk ook de druk tussen de breukvlakken, en duwt ze daarmee een piepklein beetje uit elkaar. Hierdoor neemt de wrijving af en dat zorgt dus juist voor extra aardbevingen.
Een alternatief kan zijn om een ander gas, zoals CO2, in de gasvelden te pompen. Maar dat kan pas nadat het aardgas is gewonnen, omdat er anders vermenging plaatsvindt. Je verandert de ondergrondse druk dan dus twee keer: eerst door aardgas weg te halen, dan door koolstofdioxide toe te voegen. Waar dat toe leidt, is lastig te voorspellen – maar met een beetje pech creëer je ook hierdoor eerder meer aardbevingen dan minder…
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl! Deze vraag verscheen in KIJK 2/2016, die je nog online kunt bestellen!
Tekst: Marlies ter Voorde
Beeld: Hollandse Hoogte