‘Hopelijk kunnen we de sterfte onder biggetjes verlagen’

Laurien Onderwater

26 oktober 2022 15:00

Katja Teerds

Nederlands onderzoek behoort tot de wereldtop. En daarom laat KIJK-redacteur Laurien Onderwater je in deze rubriek elke maand kennismaken met een wetenschapper van eigen bodem. Deze keer: Katja Teerds onderzoekt hoe ze een bijdrage kan leveren aan het tegengaan van biggensterfte.

Het aantal varkenshouderijen in Nederland is afgenomen van 6500 in 2011 tot 3400 in 2021, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vorig jaar nog. Goed nieuws, zou je denken, maar het totaal aantal varkens in ons land is nagenoeg gelijk gebleven. Al jaren schommelt dat rond de 12 miljoen. Hoe dat kan? De kleinere varkensstallen zijn, mede door overheidsbeleid, verdwenen en de grote boerderijen zijn nog groter geworden. “Het gemiddelde aantal varkens per bedrijf verdubbelde bijna van 1900 in 2011 naar 3400 in 2021”, staat er in datzelfde CBS-artikel. In deze intensieve varkenshouderij gaan er nog altijd veel biggen dood.

Lees ook van Onderwater Ondervraagt:

Daar komt het onderzoek van Katja Teerds, voortplantingsfysioloog aan Wageningen University & Research, om de hoek kijken. Teerds – fanatiek snorkelaar, het liefst op Bonaire – studeerde biologie en rechten aan de Universiteit Utrecht. Een vreemde combi, maar “toen ik biologie ging studeren, was de banenmarkt niet zo geweldig”, legt ze uit. “Met rechten wilde ik meer de kant van milieubeleid op.”

Het bleek later niet nodig, want Teerds kon na het afronden van haar biologiestudie binnen de kortste keren beginnen met promotieonderzoek aan de faculteit geneeskunde. Ze deed gedurende dat traject onderzoek naar het mannelijke voortplantingsorgaan. Vervolgens bleef ze nog dertien jaar ‘plakken’ in Utrecht en werkte ze aan de faculteit diergeneeskunde, waar ze ook onderzoek deed naar reproductie.

Tweede worp

Sinds 2002 werkt de voortplantingsfysioloog aan Wageningen University & Research. “Ik doe nu onderzoek naar varkens, in het bijzonder naar een vrij urgent probleem binnen de varkenshouderij”, vertelt Teerds, terwijl we op de campus op een bankje zitten. Achter ons staan twee enorme stallen waarin allerlei proefdieren worden gehouden: kippen, katten, ratten, muizen en dus ook varkens. “De sterfte onder biggen is hoog. Zeugen worden gefokt om per worp meer biggen te krijgen, maar het gevolg daarvan is dat die bij de geboorte niet allemaal even groot zijn. Bovendien zijn er meer jonkies dan tepels, waardoor de biggen met een lager geboortegewicht het in de strijd om de melk vaak niet redden.” En zelfs als kleinere biggen de eerste dagen wel overleven, zijn ze er nog niet. Een laag geboortegewicht gaat namelijk gepaard met een verhoogde kans op ziektes.

Maar, denk ik dan, fokkers hadden van tevoren toch kunnen bedenken dat een zeug maar zoveel tepels heeft en dus maar zoveel biggen per keer kan voeden? Helaas werkt dat niet zo, legt Teerds uit. Zelfs als maar één extra big het overleeft, is dat voor een veehouder economisch gezien interessant genoeg.

“Daarnaast,” vervolgt ze, “wordt een zeug met zeven à acht maanden voor het eerst geïnsemineerd, als ze nog volop aan het groeien is. Vijf maanden later vindt de geboorte plaats en steekt het varken al haar energie in het voeden van de biggetjes. Ze moet melk produceren, maar dat gaat ten koste van haar vet- en spiermassa.” En daarvan is ze nog niet hersteld als ze voor de tweede keer wordt gedekt. Die tweede worp resulteert eveneens in biggetjes van verschillende groottes – en ook die overleven het niet allemaal. Teerds: “Vanuit het welzijn van de dieren gezien is dit natuurlijk helemaal niet goed.”

Orgaantjes uit het lab

Daarom kijken wetenschappers naar de verschillende fases in het ontwikkelingsproces van de biggetjes om te achterhalen waar het probleem precies ligt. Gaat het bijvoorbeeld in de baarmoeder al mis met de groei, of ligt het aan de eicellen? Teerds en haar team onderzoeken dit op moleculair niveau. “We willen achterhalen of de eicellen niet optimaal zijn gerijpt. Of we kunnen identificeren welke moleculaire processen mogelijk niet goed verlopen. We willen dus inzicht krijgen in hoe het fout gaat. Hopelijk kunnen we daarmee de sterfte onder biggetjes verlagen.”

Om de oorzaak te vinden, nemen ze het voortplantingsorgaan van een zeug onder de loep. En dat betekent dat het dier moet worden geslacht. “Op het moment dat er een driedimensionaal model beschikbaar is waarbij je in-vitro-tests (tests in het lab in plaats van in het intacte organisme, red.) kunt doen, moet je dat zeker niet nalaten. Maar we zijn de leerstoel fysiologie en dat betekent dat we naar de interacties binnen een orgaan kijken, maar ook tussen organen. Daarvoor heb je het hele dier nodig.”

Zijn organoïden – in het lab gekweekte vereenvoudigde orgaantjes die orgaanfuncties nauwkeurig nabootsen – interessant voor Teerds en haar collega-onderzoekers? “Absoluut. Aan onze universiteit wordt bijvoorbeeld gewerkt aan darmorganoïden. De eerste stappen naar organoïden van de voortplantingsorganen zijn inmiddels ook gezet. Maar het grote probleem met weefsel van het reproductieorgaan is dat het uit heel veel verschillende celtypen bestaat. Dat maakt het erg complex om na te bootsen. Ik betwijfel daarom of ik zo’n organoïde nog ga meemaken.”

Deze aflevering van Onderwater Ondervraagt staat ook in KIJK 10/2022, eenvoudig en snel te bestellen via onderstaande knop.

Beeld: Arthur Dries/Getty Images

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!