Zo gingen oude beschavingen om met het syndroom van Down

Roeliene Bos

22 februari 2024 10:00

Eén van de geanalyseerde overblijfselen van een kindje met het syndroom van Down.

Eén van de geanalyseerde overblijfselen. Dit was "CRU001". Een jongen die tijdens of vlak na de geboorte overleed tijdens de Spaanse IJzertijd.

Kinderen met het syndroom van Down lijken volledig geaccepteerd te zijn geweest in oude beschavingen. Dat blijkt uit de manier waarop ze begraven zijn. 

Onderzoekers aan het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie brachten het DNA van 10.000 oude menselijke resten in beeld. Zij zagen dat zes ervan het syndroom van Down hadden en één het edwardssyndroom. Daarbij heeft iemand drie exemplaren van chromosoom 18. 

Zo’n grootschalige zoektocht naar het van syndroom van Down in oude beschavingen was nog niet eerder gedaan. Het onderzoek werd op 20 februari 2024 gepubliceerd in Nature Communications.

Lees ook:

Bewijs voor het syndroom van Down

Bewijs voor het syndroom van Down in oude beschavingen is schaars. Dat heeft onder meer te maken met hoe vaak het downsyndroom voorkomt. De meeste mensen hebben 23 paar chromosomen. Dat zijn een soort pakketjes waarin je DNA ligt opgeslagen. Mensen met het syndroom van Down hebben niet twee stuks van het chromosoom 21, maar drie. Dit extra chromosoom kan in alle cellen aanwezig zijn, of maar in een deel. Hoe meer cellen het extra chromosoom hebben, hoe meer verschijnselen van het syndroom iemand heeft. 

Deze afwijking komt, als je alle geboortes, doodgeboren kindjes en afgebroken zwangerschappen meetelt, bij 1 op de 705 zwangerschappen voor. Wie sporen hiervan wil vinden in oude beschavingen, moet dus heel wat DNA analyseren. Je moet dus eerst een hele grote database met oud-DNA aanleggen, voordat je ‘down-DNA’ kunt vinden.

Begraafplaatsen

De menselijke resten van individuen met het syndroom van Down, waren kinderen. Sommige van hen waren al overleden in de baarmoeder, andere niet lang na de geboorte. Drie van hen leefden in Spanje tijdens de ijzertijd (tussen 800 en 400 voor Christus). Een van hen lag begraven met bronzen ringen, een schelp en drie schapen of geiten. Alle drie waren al overleden tijdens de zwangerschap. Ook het kind met het edwardssyndroom kwam uit deze tijd en regio.

In Bulgarije lag een baby van zes maanden begraven uit de vroege bronstijd (2898–2700 voor Christus). Deze lag in een keramisch vat. Op het Griekse eiland Aegina lagen de overblijfselen van een 12 tot 16 maanden oude baby met downsyndroom begraven. De baby droeg een ketting met 93 kralen van verschillende materialen. 

In Finland werd een vrij recent begraven kindje met Down ontdekt (tussen 1640 en 1790). Deze lag op een kerkelijke begraafplaats in een houten kist. In de kist lagen decoratieve bronzen bloemen, een gebruikelijk ritueel in die tijd. 

Kinderen met Down waren onderdeel van de maatschappij

Op basis van hoe deze kinderen te ruste zijn gelegd, concluderen de onderzoekers dat de kinderen volledig geaccepteerd werden in hun maatschappij. Alle kinderen uit de bronstijd en ijzertijd werden binnen de muren begraven, bij hun gemeenschap. Het is natuurlijk niet meer te achterhalen of ze als “anders” werden gezien. Maar gezien de grote zorg waarmee ze zijn begraven, lijkt het er niet op dat ze werden gestigmatiseerd.

Het is lastig om te generaliseren tussen culturen die duizenden jaren en kilometers van elkaar verwijderd zijn, zegt Joaquin Espinosa – een geneticus bij het Linda Crnic Institute for Down Syndrome van de Universiteit van Colorado (VS) – tegen Science. “Je kunt het onderzoek op een geruststellende manier lezen, namelijk dat baby’s met het downsyndroom in het verleden goed werden behandeld. Maar de huidige ontdekkingen zijn niet genoeg om iets sluitends te zeggen over alle samenlevingen in het verleden.” 

Bron: Nature Communications

Beeld: Gobierno de Navarra/J.L. Larrion

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!