’Slapeloosheid-genen’ in kaart gebracht

Laurien Onderwater

25 februari 2019 17:30

slapeloosheid insomnia

Voor het eerst is uitgebreid onderzocht welke genen, celtypen, gebieden én processen in het brein zijn betrokken bij insomnie.

We hebben allemaal wel eens moeite met in slaap komen. Maar mensen die lijden aan insomnie – en dat zijn er wereldwijd nogal wat – hebben chronische slaapproblemen. En dat zorgt er op den duur voor dat ze overdag niet meer goed kunnen functioneren.

Een internationaal team van wetenschappers, waaronder onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam, heeft nu voor het eerst de genen, celtypen, gebieden én processen in het brein in kaart gebracht die zijn betrokken bij chronische slapeloosheid. Het onderzoek is vandaag gepubliceerd in Nature Genetics.

Lees ook: Een schoonheidsslaapje doen werkt écht

Insomnie

Wereldwijd lijden zo’n 770 miljoen mensen aan insomnie, dat komt neer op 1 op de 10 personen. Hoe de aandoening zich uit, verschilt. Bij de een zorgt insomnie ervoor dat in slaap komen moeizaam gaat, terwijl de ander wel snel wegdommelt, maar om drie uur ’s nachts alweer klaarwakker is.

Vaak krijgen deze mensen slaaptabletten voorgeschreven die bijvoorbeeld een kalmerende stof als benzodiazepinen bevatten. Hoewel de pillen de symptomen verlichten, blijft een groep kampen met slapeloosheid. Bovendien bestaat het gevaar dat de middelen verslavend werken.

Wanneer alle genen, hersengebieden en celtypen die zijn betrokken bij slapeloosheid worden geïdentificeerd, krijgen onderzoekers een veel beter beeld van de mentale aandoening. En dit leidt op zijn beurt tot betere behandelingen.

Slapeloosheidgenen

Dat is precies wat een internationaal team van onderzoekers heeft gedaan. Ze verzamelden gegevens van de UKBiobank en 23andMe (een bedrijf dat je DNA doorlicht) en combineerden dat met het Nederlands Slaap Register (vrijwilligers die deelnemen aan enquêtes om slapeloosheid op te lossen) om uit te zoeken waar in de hersenen slapeloosheidgenen hun effect uitoefenen.

De wetenschappers verzamelden DNA- en slaapgegevens van maar liefst 1,3 miljoen mensen. “Vervolgens combineerden we die drie cohorten”, vertelt psychofysioloog Eus van Someren van het Nederlands Herseninstituut en de Vrije Universiteit Amsterdam.

Consistentie

Op deze manier identificeerden de onderzoekers 956 genen die bijdragen aan het risico op insomnie. Van Someren: “Daarna onderzochten we welke biologische processen, celtypen en hersengebieden gebruikmaken van deze genen. Zo ontdekten we dat een deel van de slapeloosheidgenen een belangrijke rol speelt in de werking van axonen.” Dit zijn de lange uitsteeksels van hersenzenuwcellen die noodzakelijk zijn voor het doorgeven van informatie.

“In m’n eigen team gebruiken we imaging-technieken, waaronder de functionele MRI”, gaat Van Someren verder. Hiermee is te zien waar en wanneer in de hersenen activiteit plaatsvindt. “Met zo’n fMRI kijken we wat er in het brein gebeurt bij slapelozen. Wat ik prachtig vind, is dat de gebieden waar veel risicogenen actief zien, overeenkwamen met hersengebieden die als verdacht waren gemarkeerd in het fMRI-onderzoek. De resultaten komen dus overeen.”

“Onze studie laat zien dat slapeloosheid, net als zoveel andere neuropsychiatrische aandoeningen, wordt beïnvloed door honderden genen, elk met een klein effect”, zegt geneticus Danielle Posthuma, een van de onderzoekers. “Deze genen zijn op zich niet zo interessant om naar te kijken. Wat telt, is hun gecombineerde effect op het risico van slapeloosheid. Dat hebben we nu met deze nieuwe methode goed kunnen onderzoeken.”

Speld in hooiberg

Ook vergeleken de onderzoekers de slapeloosheidgenen met die van andere mentale aandoeningen. Ze ontdekten een sterke genetische overeenkomst met angst en depressie. Van Someren: “Voor de oorzaken van slapeloosheid hebben we altijd gekeken naar de neurale netwerken die slaap reguleren. We moeten onze aandacht verleggen naar de circuits die emotie, stress en spanning reguleren. Onze eerste resultaten in die richting zijn al spectaculair!”

Of zoals Van Someren het ook wel verwoordt: “We zoeken al jaren naar een speld in de hooiberg. Die hooiberg hebben we nu eigenlijk gereduceerd tot een aantal strootjes.”

Bronnen: Nature Genetics, Vrije Universiteit Amsterdam en Nederlands Herseninstituut via EurekAlert!

Beeld: 123RF

KIJK 3/2019Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!