Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
De bewering dat er een spermacrisis ophanden is, wordt door deze wetenschappers van tafel geveegd. De studies “berustten op onjuiste veronderstellingen”.
Wetenschappers maken zich al jaren zorgen om sperma: het aantal zaadcellen dat een man produceert, zou sterk afnemen. Sterker nog: we zitten in een onvruchtbaarheidscrisis, melden verschillende media regelmatig. Zo waarschuwde epidemioloog Shanna Swan in The Guardian eerder dit jaar dat de daling van het aantal spermacellen het voortbestaan van de mens bedreigt.
Maar daar is dit team het niet mee eens. Een groep interdisciplinaire onderzoekers van Harvard en het Massachusetts Institute of Technology beweert nu dat de vrees voor een dreigend spermapocalyps sterk overdreven is.
Lees ook:
Flinke afname?
In 2017 zorgden de epidemiologen Hagai Levine en Shanna Swan voor veel ophef toen ze, na duizenden wetenschappelijke artikelen over sperma te hebben doorgespit, concludeerden dat tussen 1973 en 2011 de spermaconcentratie in westerse landen sterk was afgenomen. Ze noemden de daling een “kanarie in de kolenmijn” (een waarschuwing dus) voor de afnemende reproductieve gezondheid van mannen wereldwijd.
Maar dat gaat er bij de Harvard- en MIT-wetenschappers niet in. Ze namen de analyse van 2017 opnieuw onder de loep en stelden vast dat deze is gebaseerd op onjuiste veronderstellingen. Bovendien gingen de onderzoekers ervan uit dat één graadmeter – het aantal zaadcellen – een accurate voorspeller was van de vruchtbaarheid de man.
Optimale hoeveelheid
Niemand weet echter wat een optimaal aantal zaadcellen is. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is tussen 15 en 250 miljoen spermacellen per milliliter ‘normaal’. (Mannen produceren ongeveer 2 tot 5 milliliter sperma per ejaculatie.) Maar een hoger aantal spermacellen betekent niet dat een man vruchtbaarder is.
Desondanks gaan Levine en Swan ervan uit dat een lager aantal zaadcellen gelijk staat aan een verminderde vruchtbaarheid – ook al vielen de dalingen van het aantal zaadcellen die zij documenteerden allemaal binnen het ‘normale’ bereik dat de WHO hanteert.
Vruchtbaarheidsklinieken
Een andere reden waarom het onderzoek van Levine en Swan wankelt, is dat de resultaten – die overigens met serieus onderzoek verkregen zijn – afkomstig zijn van vruchtbaarheidsklinieken. Dit haalde columnist en mythbuster Ronald Veldhuizen al eerder aan. Hij schrijft: “En jawel, wanneer onderzoekers de archieven van dit soort telpogingen naast elkaar leggen, blijkt dat een zaadlozing een halve eeuw geleden 90 miljoen spermacellen per milliliter bevatte en nu nog maar zo’n 50 tot 60 miljoen.”
Maar dat zegt eigenlijk niks. Veldhuizen: “Mannen die vruchtbaarheidsklinieken bezoeken, kampen waarschijnlijk al met problemen. Zelfs studies die daarvoor corrigeren, hebben het manco geen échte steekproeven onder de doorsnee mannelijke bevolking te zijn.”
Kwakapocalyps
Het aantal zaadcellen als graadmeter hanteren heeft nog meer beperkingen. Het duurt namelijk zo’n twee maanden voordat stamcellen in de teelballen zich ontwikkelen tot nieuwe zaadcellen. Dit betekent dat een enkele telling slechts een momentopname is – en daaruit kun je geen conclusies trekken.
Wat Levine en Swan wel goed doen, geven ook de MIT- en Harvard-wetenschappers toe, is mannelijke onvruchtbaarheid op de kaart zetten. “Dat we zeggen dat we dit alarmerende en apocalyptische beweringen vinden, en dat ze niet goed onderbouwd zijn, wil nog niet zeggen dat we denken dat dit geen belangrijk onderzoeksonderwerp is”, zegt onderzoeker Sarah Richardson tegen de New York Times.
Maar voor nu geldt: een afname in het aantal zaadcellen zegt niks over de vruchtbaarheid van de man. Of, zoals columnist Ronald Veldhuizen het verwoordt: kwakapocalyps afgewend.
Bronnen: Human Fertility, New York Times, Gizmodo
Beeld: iStock/Getty Images