Symmetrie: wel mooi, minder praktisch

Annelies Bes

20 januari 2020 12:59

Camouflage symmetrie

De patronen op de vleugels van motten zijn op het eerste oog vaak symmetrisch. Toch blijkt dat juist asymmetrie beter helpt te camoufleren, suggereert dit onderzoek.

Om niet op te vallen, hebben veel dieren zich op de meest creatieve manieren aangepast aan hun leefomgeving. Zo imiteren sommige beesten een ander gevaarlijk dier of object, of blenden ze simpelweg perfect met hun omgeving. Maar is het ook mogelijk dat camouflage juist nadelig is voor een dier? Uit recent onderzoek blijkt dat de symmetrie van camouflagepatronen op mottenvleugels langzaam wijzigt om zo nog minder op te vallen bij roofdieren.

Lees ook:

Kunstzinnig

Vlinders, kikkers en spinnen hebben vaak prachtige, kunstzinnige patronen bedrukt op hun lichaam. In de natuur komt het veel voor dat dieren met sterke contrastmarkeringen op het lichaam vaak over de middenlijn symmetrisch zijn. Met andere woorden, de linkerkant van hun lichaam is het spiegelbeeld  van de rechterkant. Dit noem je bilaterale symmetrie.

Zo’n symmetrisch lichaam kan erg praktisch zijn, legt evolutiebioloog Menno Schilthuizen, werkzaam bij Leiden Universiteit en Biodiversity Center Naturalis, uit: “Bij dieren en planten die zich in een medium (lucht, water, bodem) bewegen – of stilstaande dieren of planten waar een medium langs stroomt – heeft symmetrie vaak een voordeel, want het balanceert de krachten die op de twee zijden van het lichaam werken en voorkomt zo onnodige frictie.”

Daarnaast zorgen de patronen er vaak voor dat een dier mooi opgaat in zijn omgeving. Toch beweert de nieuwe studie juist dat de patronen een prooi soms een makkelijker doelwit maken voor zijn jager. Zo ontdekte een Brits onderzoeksteam dat de bilaterale symmetrie van motten en vlinders het juist eenvoudig maakt ze te spotten.

Nepmotten

Om te onderzoeken hoe symmetrie op de vleugels van motten hun zichtbaarheid beïnvloedt, bedacht het team een tweetal bijzondere experimenten. Hiervoor ontworpen de wetenschappers 180 verschillende nepmotten op basis van foto’s van verschillende stukken eiken boomschors, een oppervlak waarop motten nauwelijks zichtbaar zijn. Vervolgens verdeelden ze het oppervlak van de voorvleugels in zes gelijke stukken (drie aan elke zijde van de middenlijn), om zo motten te creëren die verschillen in de mate van symmetrie.

Tijdens het eerste experiment keken de onderzoekers hoe snel mensen deze motten wisten te spotten op een achtergrond met een gelijksoortig patroon als op de motvleugels. In het tweede experiment schakelden de onderzoekers de natuurlijke vijand van de motjes in: vogels. Het onderzoeksteam hing de motten op aan bomen met daarachter een vastgeprikt wormpje. Vervolgens keek het team welke motjes het snelst werden opgegeten.

Wat bleek? Motten met volledige symmetrische patronen, of met symmetrische patronen dicht bij de middenlijn, werden sneller ontdekt dan wanneer een opvallend symmetrisch patroon een stuk verder van de middenlijn stond. Vermoedelijk drijft deze loophole in moedernatuur tot evolutie van de nachtvlinders. (Wel vragen we ons af of de vogels daadwerkelijk op de motten afkwamen, en niet op de wormpjes.)

Camouflagemarkering

“Een symmetrische ontwikkeling wordt sterk genetisch gestuurd: via allerlei regelmechanismen wordt ervoor gezorgd dat de rechter weefsels zich op precies dezelfde manier ontwikkelen als de weefsels links”, zegt Schilthuizen. “Daarom is het ook zo interessant te onderzoeken hoe die symmetrie soms doorbroken kan worden, zoals bij de vleugels van deze vlinders.”

Om de vermoedens van het team te bevestigen werd later met een natural pattern analysis gekeken hoe ver opvallende markeringen op de vleugels van Britse motten, gefotografeerd uit musea en collecties, vanaf de middenlijn stonden. De resultaten van deze analyse ondersteunen de hypothese: camouflagemarkeringen zitten vaker op een afstand van de middenlijn, om zo hun opvallende aard te maskeren.

“Een symmetrische middellijn maakt een doelwit opvallender voor roofdieren, omdat symmetrische elementen dichter bij elkaar zitten en daardoor makkelijk vergeleken en verwerkt worden door het visuele systeem van de jager. Daarnaast verhoogt lijnsymmetrie de nauwkeurigheid van een aanval, als een roofdier zich op het midden van zijn prooi richt”, zo schrijven de auteurs in hun artikel.

Of dit ook geldt voor andere dieren is niet duidelijk. Relaxende motten hebben namelijk de twee vleugels altijd opengeklapt, waardoor hun patroon duidelijk zichtbaar is voor een roofdier. Dieren die vaak van de zijkant worden gezien hebben hier dus waarschijnlijk minder last van. We hoeven dus niet bang te zijn dat deze kunstwerkjes uit de natuur verdwijnen.

Bronnen: Proceedings of the Royal Society B, Phys.org

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!