Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Enorm goed bewaard gebleven fossielen van een haai uit het dinotijdperk hebben eindelijk onthuld hoe het roofdier eruitzag – en waarom het mogelijk is uitgestorven.
Een internationale groep paleontologen heeft een uitzonderlijk compleet fossiel van een reuzenhaai gevonden. De zogenoemde Ptychodus leefde tegelijkertijd met de dinosauriërs – in het krijt, zo’n 145 miljoen tot 66 miljoen jaar geleden. De unieke vondst lijkt een lang bestaand mysterie op te lossen over hoe deze haai jaagde en waar hij in de evolutionaire boom past. De paleontologen beschrijven hun bevindingen in het vakblad Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences.
Lees ook:
- Voor het eerst een pasgeboren witte haai in het wild gezien
- Grootste zeereptiel ooit was tweemaal zo lang als een stadsbus
Gigantische tanden
Halverwege de achttiende eeuw zijn de eerste resten van Ptychodus gevonden. Maar de daaropvolgende beschrijvingen waren grotendeels gebaseerd op hun gigantische tanden, die bijna 55 centimeter lang en 45 centimeter breed konden zijn en die geschikt waren om schelpen mee te verpletteren. Botten ontbraken, waardoor hun anatomie slechts giswerk was.
Tot nu toe. De wetenschappers vonden complete en bijna complete Ptychodus-fossielen in een kalksteengroeve in het noordoosten van Mexico. Van één daarvan was zelfs bijna het gehele skelet, spierresten en de omtrek van het lichaam bewaard gebleven, zie afbeelding hieronder.
De haaien konden zo goed fossiliseren doordat ze in een rustig gebied zonder aaseters zijn geëindigd. De karkassen werden vervolgens snel begraven onder zachte kalkmodder, nog voordat ze volledig konden vergaan.
Competitie van zeereptielen
Analyses van de fossielen wijzen uit dat de grote roofvis bijna tien meter lang werd en behoorde tot de makreelhaaien, een groep waartoe ook de welbekende witte haai behoort.
Het was al bekend dat de tanden van Ptychodus perfect waren om harde dingen mee te vermalen. Wetenschappers vermoedden daarom dat de haai zich voedde met schelpdieren op de zeebodem, zoals mosselen. Maar dat beeld moet nu op de schop. De haai had namelijk een gestroomlijnd lichaam, wat erop wijst dat hij juist een snelzwemmend roofdier was. Volgens de onderzoekers lijkt hij een beetje op de nu nog levende haringhaai.
Waar had Ptychodus die maaltanden dan voor nodig? De paleontologen denken dat de prehistorische haai in open water jaagde op ammonieten – uitgestorven inktvissen met een schelp – en zeeschildpadden.
Een tijdlang had hij een soort monopoly op deze prooien. Maar in het late krijt kreeg de reuzenhaai steeds meer competitie, onder meer van zeereptielen, zoals maashagedissen. Waarschijnlijk dolf Ptychodus het onderspit, waardoor hij uiteindelijk uitstierf.
Bronnen: Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences, Phys.org, LiveScience